L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church
Forum RP de l'Eglise Aristotelicienne du jeu en ligne RR
Forum RP for the Aristotelic Church of the RK online game
 
Lien fonctionnel : Le DogmeLien fonctionnel : Le Droit Canon
 FAQFAQ   RechercherRechercher   Liste des MembresListe des Membres   Groupes d'utilisateursGroupes d'utilisateurs   S'enregistrerS'enregistrer 
 ProfilProfil   Se connecter pour vérifier ses messages privésSe connecter pour vérifier ses messages privés   ConnexionConnexion 

[NL - Dogma] Het Boek der Deugden
Aller à la page Précédente  1, 2, 3, 4, 5, 6, 7  Suivante
 
Poster un nouveau sujet   Répondre au sujet    L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum -> La Bibliothèque Romaine - The Roman Library - Die Römische Bibliothek - La Biblioteca Romana -> Office des bibliothécaires - Office of the Librarian
Voir le sujet précédent :: Voir le sujet suivant  
Auteur Message
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 4:53 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De erfenis van Oane
    « De Spiegel van Oane »


    Preambule


    Mijn lieve spiegel van Oane, spiegel van mijzelf, gekozen onder de mensen door Jah, de Mysterieuze, om hen te begeleiden naar de groene weiden van het leven, jij bent de enige persoon tot wie ik kan spreken uit het diepst van mijn eenzaamheid.
    Voordat ik Jah had ondekt, was ik alleen en onbegrepen en dat ben ik nog steeds vandaag de dag, ondanks het respect dat mij omringt. Jah trok zich terug uit de wereld, waardoor de mens op zijn eigen manier voorspoedig verder kon leven en ik mijn lot moest ondergaan welke Hij voor mij heeft uitgekozen, het houdt me gevangen. En in deze staat van bijna absolute ellende liet Hij me alleen leiden door Liefde en liet hij mij een kerk vanaf de grond af opbouwen. Mijn mooie spiegel tegen wie ik ongestraft mijn gedachten kan uitspreken, mijn twijfels en mijn visies op de wereld welke Jah gewild heeft.
    Oane.

    I) Overdenkingen van Oane

    God, de Leegte en het Schepsel Zonder Naam


    Ik heb lang gedacht dat Jah helemaal niet bestond en dat Jah volledig afwezig was; Ik kwam tot de conclusie dat dit de donkere kant is van geloven in Jah, net als de aarde, vuil, vettig en plakkerig creëerde hij, daar waar alles gist en rot en de regenwormen kronkelen op een manier die, naar eigen zeggen, de zwartheid. En toch zijn het deze onsmakelijke plaatsen waaruit de mooiste vruchten der deugden op deze wereld geboren worden. Alsof uit het niets, uit de chaos van zowel het vruchtbare als het rotte, het leven op aarde voortkomt. Goed en kwaad, zwart en wit; Het is een beetje als zwart wit geboren worden en waarschijnlijk meer wit zijn dan zwart een soort helse chaos welke zich eeuwig en constant herhaalt. Dus, toen Jah het leven schiep was dit een soort van afwijzing van het kwaad, omdat Hij het schiep uit Zijn wil, het Wezen Zonder Naam, welke ook door Jah werd geschapen, dat wij niet kunnen benoemen, is daarom ook onderdeel van Jah zelve.
    Jah is de schepper van het alles, dat maakt het zo moeilijk.
    Zoals Jah het wit in de hemel is, zo is het Schepsel Zonder Naam het zwart hier op aarde.
    En ik, Oane, alleen onder de mensen, ik ben het centrum van dit duivelse duo waar de ene God de andere confronteert.

    De drie cirkels

    De wereld bestaat uit drie cirkels, die van het goede, die van het kwade en die van het onzekere.
    De sfeer van het goede is de Zon, die ons verwarmt en onze planten laat groeien, de sfeer van het kwaad is de Maan met een ziekelijke gele kleur die een bleke reflectie is van de zon en waar het oppervlakte gebarsten is alsof duizenden vulkanen er te allen tijde vuur spuwen en de sfeer van het onzekere is die van de aarde. De aarde zelf is weer verdeeld in drie entiteiten; Er is de zetel van het goede in de lucht, er is de aarde en de modder waar het kwaad zich schuil houdt en er tussenin is de menselijke wereld, de onzekerheid.
    In dit gebied van de onzekerheid spelen de mensenleven zich af, Jahs schepping naar zijn evenbeeld. Ook wij hebben allemaal Jah onze Vader in ons en een deel van het kwaad en de duisternis welke bestond vóór de openbaring. Want hij was er immers al voordat Jah besloot het alles te schapen en is er nu om de mens te verleiden tot duistere daden. Het schepsel was een mens onder de mensen maar ook voor een gedeelte God, omdat er drie cirkels moeten zijn in de wereld, het goede, het slechte en het onzekere.
    Het is daarom dat sommige mensen het goede in zich hebben, anderen het kwade en anderen varen tussen deze twee.

    De onzekerheid van goed en kwaad

    Maar, buitenom het Schepsel en zijn knechten, weten maar weinig mensen of hun acties goed of slecht zijn. Zo ken ik het verhaal van een man welke ervan overtuigd was dat hij enkel gelukkig kon worden wanneer hij zijn rijkdom verhoogde. Daarom bracht hij het grootste gedeelte van zijn tijd door met het zoeken van manieren om rijk te worden. Hij verkocht zijn vrouw als seks slaaf aan andere mensen om zo nog meer geld te verkrijgen en gelukkiger te worden. Maar toen zag ik hem vervallen in ledigheid en verveling, en zag ik hem dronken worden, want de wijn was zijn enige bron van afleiding geworden. Ik zag hem worden tot een man vol van woede en haat en zag hem ’s avonds dronken door de straten lopen op zoek naar zijn enige zoon om deze te offeren aan God. Maar op het laatste moment, terwijl de vader naar de priester stond te kijken welke deze gruweldaad moest uitvoeren, zag ik dat iets in de man veranderde. Het was alsof een licht hem plotseling de weg wees welke hij diende te gaan en hem bevrijdde uit zijn ketenen.
    Het goede, het slechte, waar is de grens?
    Deze man had, door goed te willen doen, slechte daden veroorzaakt.
    Hij had goed willen doen, echter was er kwaad uitgekomen.
    Ik denk vaak dat doordat we goed willen doen, we onbewust en ongewild toch schade berokkenen.

    Het Moraal

    In ieder geval heeft deze gebeurtenis voor mij, Oane, bepaald welke weg ik moest gaan en welke regels in dit leven gehanteerd dienen te worden.
    Ik bedacht het moraal.
    Alle gevoelens zijn op hun eigen manier aangenaam: liefde, perversie, haat. Dat is waarom ze ons aanzetten tot handelingen. Slechts enkele werken het kwaad in de hand en zijn zowel aantrekkelijk als vernietigend voor degene die ze ervaart. Ik noem de wetten welke de basis vormen voor het moraal en bedoeld zijn deze vernietigende gevoelens te onderdrukken:

    Gij zult niet stelen,
    Gij zult niet doden,
    Gij zult eerbied hebben voor uw vader en uw moeder
    Gij zult niet valselijk getuigen tegen uw naaste,
    Gij zult niet stelen,
    Gij zult niet handelen uit begeerte en
    Gij zult de vrijheid van anderen respecteren.

    Zo was het dat ik iedereen opriep deze regels te hanteren, zodat men als goede buren samen kon leven en de grens tussen goed en kwaad duidelijk zichtbaar was. Uit deze zeven geboden kwamen de eerste wetten voort en werd de gemeenschap een succes. Ik werd zowel een religieus leider als politiek leider van mijn gemeenschap en dergelijke verantwoordelijkheden maakten mij doodsbang. Het enorme gewicht welke Jah had achtergelaten toen Hij zich terugtrok uit de wereld en wat op mijn schouders was komen te liggen joeg mij letterlijk schrik aan.

    God als mysterie

    Het was des te meer beangstigend omdat we nooit konden uitleggen wat Jah was. Wij konden Hem nooit omschrijven omdat dit buiten onze intelligentie viel. De enige reden voor ons om te weten dat Jah bestond was door te weten dat Hij beschikte over volmaaktheden welke niet verder konden gaan dan dat. Onze intelligentie was immers “af”, dat wil zeggen beperkt, terwijl Jahs intelligentie “oneindig” is. Door onze onvolkomenheden kunnen wij een wezen dat zo volmaakt en absoluut is niet bevatten. Hij is soeverein over alles dat wij zeggen en schrijven in Zijn naam. Wij kunnen enkel maar knielen voor Hem en nederig onszelf, met hoop en twijfel, profileren, wetend dat Hij bij ons zal zijn, ongeacht onze fouten, misverstanden en onze onjuistheden, want wij zijn Zijn Kinderen welke met hem verbonden zijn door banden van het vaderschap en de Liefde.

    Kwaad kan zegenvieren

    Ik heb nog nooit gezien dat het kwade het goede overwon.
    Niets in Jah is kwaad, maar Hij weet dat er duisternis is, want hij weet alles. Hij weet dat toen Hij ons heeft geschapen Hij ook de duisternis een aandeel gaf.
    God schiep de mens als bewakers tegen de duisternis.
    Wij zijn de borgen welke ervoor zorgen dat het kwaad nooit zal prevaleren boven het goede, omdat we Zijn liefde in ons dragen. Liefde is daarom niet alleen onze reden om te leven, maar ook dat van Jah. Zonder de Liefde van Jah kan een goede dag in een slechte veranderen, zal de duisternis overwinnen en zal het uiteindelijk de wereld vernietigen. Maar Jah heeft ons geschapen om het kwaad te overwinnen en te strijden tegen dat welke het kwaad op aarde vertegenwoordigd. Het schepsel.
    De strijd tussen goed en kwaad speelt zich in heel de wereld af en Jah gaf ons de immense taak om voor hem te strijden tegen de duistere kant in onszelf.

    II) De zaligsprekingen

    De zondag riep, ik alle mensen in mijn gemeenschap bijeen op de volksvergadering waar alle beslissingen genomen werden. We bespraken zowel religieuze problemen als binnenlandse problemen alswel conflicten met onze buren en mijn gemeenschap richt zich tot mij voor het beheer van hun gemeenschap. Ik legde hen de morele principes uit welke moeten gaan gelden voor onze acties om zo het goede te laten zegevieren en wij op die manier Jah helpen in Zijn strijd.
    Daarna ging ik hen voor in een gebed;

    Zalig zijn de armen van geest,
    want zij zullen het Paradijs erven.
    Zalig zijn zij van het rustige karakter,
    want zij zullen het eeuwige leven erven.
    Zalig zijn degenen die in verdriet verkeren,
    want zij zullen getroost worden.
    Zalig zijn de hongerigen en dorstigen naar gerechtigheid,
    want zij zullen gevoed worden met rechtvaardigheid.
    Zalig zijn de barmhartigen
    want zij zullen barmhartigheid ontvangen.
    Zalig zijn de onnozelen van hart
    want zij zullen Jah ontmoeten in al Zijn Glorie
    Zalig zijn zij die werken voor vrede,
    want zij zullen Kinderen van Jah genoemd worden.
    Zalig zijn zij die vervolgd worden omdat zij de waarheid zoeken,
    want zij zullen naar het Paradijs op de Zon gaan.
    Zalig zijn zij welke worden beledigd, vervloekt en bedreigt omdat zij in U blijven geloven,
    want zij zullen leven in vreugde en blijdschap, want groot is hun loon in de hemel.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 4:54 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De erfenis van Oane
    « Noam, Vader van het Oanisme »


    1) Hoe het werk, de erfenis van Oane, verloren was gegaan

    Na de vernietiging van Oanylone hadden de overlevenden zich opgesplitst in meerdere groepen die al snel geen doel meer hadden om naar uit te kijken. Bijna allemaal waren zij afgestapt van de godsdienst van hun vaderen, welke hen was onderwezen door Oane, met als reden dat deze godsdienst had geleidt tot de ondergang van Oanylone. Daarom begonnen zij vele goden te vereren en zochten zij hun heil in het heidendom.

    In deze wereld leefde Noam, een achterneef van Oane, en zijn verwanten. Zij waren trouw gebleven aan het geloof van hun vaderen en zij waren ook degene welke enkele fragmenten van de geschriften van dit geloof hebben gered uit de vlammen welke Oane verteerden. Helaas waren dit nog maar fragmenten van de vele geschriften. Het is echter dit kleine en primitieve geloof in Jah geweest welke wij nu kunnen bestempelen als de oudste tak van onze Aristotelische Kerk en van waaruit het Aristotelisme is ontsproten.

    2) Noam kijkt terug op de ramp op Oanylone en zijn vondst van de 3/8

    Noam was één van de eersten die de oorzaken van de val van Oanylone herkende en deze liet vastleggen in een boek dat later de basis heeft gevormd voor Sypouss toen hij begon met het schrijven van het Boek der Deugden. Helaas is dit boek van Noam verloren gegaan. In tegenstelling tot Sypouss, waren de mensen in de tijd van Noam nog niet zo ver dat zij inzagen dat machines het werk van mensen konden versnellen en hierdoor een tijdswinst behaald kon worden. Als geschriften herschreven moesten worden moesten de meesters vaak het werk aan hun leerlingen herhalen en de leerlingen moesten samen met hun metgezellen veel werk verrichten om tijd te kunnen winnen. Het resultaat van dit vele werken was dan ook een grote morele uitputting van de leerlingen, waardoor er een verhoogd aantal zelfmoorden was. Hierdoor verloren de leerlingen uiteindelijk het verlangen om nog langer te gehoorzamen aan hun meesters of zelfs maar te gehoorzamen aan een God. Noam had gehoord van dit koppige volk welke, door hun hoge priesters, de god Sheila vereerden en welke hadden geleerd dat de beste tijd van de dag om deze god te vereren was op het moment dat men het werk beëindigde. Noam had een gedicht geschreven waarin hij vraagtekens zette bij het moraal van dit volk:
    “Je vertelde me in vertrouwen dat elke dag werken de gezondheid helpt, dat nog meer werken het medicijn is dat helpt. Oane, och arme Oane! Gaat terug naar school om uw beslissing te herzien, geloof me, het zal verstandig zijn!”

    Na dit alles besloot Noam dat de dag gedeeld diende te worden in drie gelijke delen: acht uur slaap, acht uur werk en acht uur vrije tijd. En, om de vakantiegangers wat afleiding te bezorgen vond hij een nieuw spel uit voor de Yannick Noam, de stamvader van de Jeu de Paume.

    Ontstaan van de mis

    De mis was al bekend ten tijden van de laatste maaltijd van Christos. Waarschijnlijk is hij dan ook in de tijd van Noam ontstaan. Inderdaad kunnen we zien, uit een geschrift dat nog steeds aanwezig is in Constantinopel, dat er reeds zoiets was als een mis in de tijd van Noam. Een priester begon zijn preek met een aanroeping tot God, om te verzoeken tot bescherming van de gelovigen, waarna hij een stuk uit een heilig schrift, van onbekende origine, voorlas en hier vervolgens commentaar op gaf, waarna de ceremonie werd afgesloten met de zegen van de menigte door de priester namens de almachtige God, om vervolgens aan een goede week te beginnen. Dit alles is door Sypousse heel goed aan ons overgeleverd door het Boek der Deugden. Vandaag de dag wordt dit ritueel soms nog uitgevoerd in kerken te Constantinopel, beter bekend onder de naam “klein ritueel”, welke voor de gewone massa toegankelijk is, maar we kunnen er niet zeker van zijn of deze zelfde mis ook wordt toegepast door geestelijken in het Westen.

    [b][u]De droom van Noam

    Op een dag lag Noam te slapen en belandde hij in een vreemde droom. In die droom zag hij een boom, of liever gezegd zijn blik volgde een boom welke eindeloos rechtdoor naar de hemel leek te groeien. Plotseling braken duizenden takken van de boom en leek alles verward en wazig te worden. Hij schrok want hij dacht dat hij verloren was geraakt in het midden van de hel, de Maan. Hij werd badend in het zweet wakker. Een engel verscheen om hem te sussen en legde zijn droom uit: “Wat je zag, Noam, is het lot van uw kerk. Wat jij zag als de stam en takken, zijn in feite de wortelen van een machtige boom welke diep in de aarde zal zinken en zal uitgroeien tot een prachtig geheel. Het zal deze Kerk zijn, Noam, deze sterke en briljante Kerk die duizenden wortels zal voeden, niet alleen hier maar overal in de wereld zelfs onder de heidenen. Deze duizenden wortels zullen mensen laten denken, laten voelen en beschutting bieden. Jah zal twee profeten sturen die de mensen zullen begeleiden naar Hem, naar het stenen gebouw waar zij Hem kunnen vinden. Zelfs de heidense wetenschap zal van de Kerk gaan houden en zal hen samenvoegen tot één geheel. Het zal een Kerk zijn van eenheid in diversiteit – E pluribus unum” (“Uit velen één”)

    Op de één of andere manier eindigde het leven van Noam, maar degene die na hem kwamen namen het over. Eén ding is zeker en dat is dat dankzij de visie van Aristoteles op de eerste plaats en Christos, maar ook door de inzet van Noam en de zijne onze Kerk gemaakt heeft tot wat hij vandaag de dag is. De vele bijdragen welke onze Kerk al heeft mogen ontvangen heeft ertoe bijgedragen dat velen geboren, gedoopt en gestorven zijn onder Aristotelische Kerk, toen al en nu nog steeds. Dit is het teken van de superioriteit van het Aristotelische Geloof, het geloof in Jah. Waar andere geloven uitstierven bij gebrek aan volgelingen is het Aristotelische Geloof altijd blijven bestaan.

    Vertaald door de Theoloog Jeremy, uit een Griekse vertaling van een Syrische tekst welke werd gevonden bij de plundering van Constantinopel door de kruisvaarders in 1204 en in het Latijn vertaald door Lorenzo Valla, een familielid van de overleden paus Nicolaas V wie het werk van Jeremy ontdekte in de Vaticaanse Bibliotheek.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 4:58 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Aartsengelen
    « Hagiografie van Sint Gabriel, de Aartsengel »



    Geboorte van Gabriel


    Gabriel werd geboren op een dag als alle anderen. Er was toen nog geen enkele aanwijzing dat Gabriel bestemd was om als Aartsengel te worden opgenomen tot Zijn Zonneparadijs. Gabriel's geboorte was net als alle anderen, het was dan ook zijn deugd en zuiverheid die hem in staat zouden stellen naar de Allerhoogste te keren. Gabriel's ouders waren vrome, maar net als alle andere inwoners van Oanylonië, maar ook verdwaalde mensen omdat hen de juiste leer werd onthouden. Allen werd immers geleerd dat hoewel Jah de aarde schiep hij een tirannieke heerser was die geen liefde kende en enkel maar voor het plezier doodde.

    Terwijl de eerste vijftien jaar van Gabriel's leven verstreken zonder dat er iets gebeurde, zoals dat bij de meeste kinderen van zijn leeftijd gebeurde, onderscheidde Gabriel zich tot ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten. Hij raakte geïnspireerd om te zoeken naar de waarheid over Jah, en wist dat Jah een God van Liefde was en niet van haat.

    Het leven van Gabriel

    Gabriel's vader, Vorian, zoon van Marin, werkte voor een rijke eigenaar van Oanylonië, genaamd Leto. Leto was een goed mens onder de zondaars, alleen was hij getrouwd met Hecate, een slechte en wrede vrouw. Ze hadden een zoon, Leviathan genaamd die een paar maanden voor Gabriel geboren was. Leviathan had alle ondeugden van zijn moeder geërfd en geen van de deugden van zijn vader. Hij was boos, sluw en een deskundige in het liegen. Hij was echter een uitstekende navigator en vanaf zijn vijftiende jaar werd hij kapitein op één van de vissersschepen van zijn vader. Het was juist op dat schip dat ook Gabriel was gaan werken op zijn vijftiende jaar. Leviathan kon verschrikkelijk tekeer gaan op het schip. Hij spuugde, zoals hij wel vaker deed, naar de vissers die niet snel genoeg werkten en hij bracht enkel maar woede en wrok teweeg onder de bemanning. Vaak probeerden vissers in een vlaag van woede te rebelleren en te staken, maar Leviathan sloeg hen keihard neer en hij lachte er zelfs bij wanneer hij de vissers afranselde. Gabriel zag deze man die iets ouder was als hem en ze zag de woede en haat die Leviathan met zich meedroeg en die hem verzwolg.
    Het was na twee werken op het schip dat Leviathan het op Gabriel had voorzien. Hij verweet hem dat hij zijn werk slecht had gedaan, hij schreeuwde tegen hem en wilde Gabriel's reactie zien, maar hij bleef volledig kalm zonder woede of haat. De beledigingen en kreten van Leviathan gleden over hem heen zoals regen dat doet over een glad oppervlak. Niets van wat hij zei kon de toorn van Gabriel wekken. Teleurgesteld door de reactie van Gabriel zocht Leviathan ergens anders een uitlaatklep.
    Enige tijd later hoorde men dat Leto was gedood door zijn eigen zoon die hem in een vlaag van woede de schedel had ingeslagen met een sextant. Natuurlijk werd dit officieel afgedaan als een ongeluk.
    Toen Leviathan hierdoor de baas werd, werd hij volledig oncontroleerbaar en liet hij zijn woede los op iedereen die voor hem werkte. Alleen Gabriel bleef standvastig en weerstond de beledigingen en pesterijen van Leviathan. De andere vissers zagen vol ongeloof aan hoe Gabriel rustig en gehoorzaam bleef doorwerken terwijl Leviathan zijn volledige woede over Gabriel uitstortte.

    Het was toen dat Gabriel door een oude blinde man hierop werd aangesproken:
      Mensen moeten begrijpen dat je jezelf vanaf je geboorte moet bewijzen en dat je door Jah beoordeeld zult worden op je daden, niet op grond van je geboorte. Het werk zet je op het juiste pad en maakt je iedere dag bewust van de hindernissen in het leven die je nog moet nemen, want al uw collega's, deze mannen, worden bewust of onbewust gestuurd terwijl zij hier werken. Zeker, u moet kunnen samenleven tussen je broeders en zusters en in het Licht van Jah, maar dat kan alleen als je het licht van de Zon ook hier op Aarde laat schijnen door uw broeders en zusters lief te hebben. Het is aan uzelf en uw broeders om lief te hebben en om te lopen in Jahs Licht.


    Deze laatste woorden lieten het hart van Gabriel opzwellen en lieten het licht weer binnen in zijn ziel, want hij had altijd geleerd om te lijden onder het kwaad zonder er tegen te vechten omdat hij dacht dat het nutteloos was. De woorden van de oude man toonden hem echter dat hij moest werken en moest vechten tegen het kwaad om aldus een betere wereld te krijgen vol vrede en liefde. Ook al heerste er om hem heen overal kwaad.

    Gabriel wist nu dat hij zijn woede en haat niet moest laten winnen in zijn ziel omdat dit het kwaad enkel maar zou laten groeien en er tweestrijd zou ontstaan in de ziel. Door dit inzicht kon Gabriel veel meer bevatten dan zijn leeftijdsgenoten en had het leven geen geheimen meer voor hem. Hij had nu zoveel vertrouwen in Jah en liet zich volledig meeslepen door de voorzienigheid en de goddelijke liefde.

    Op een nacht sprak Jah tot hem in zijn dromen:
      Mens, Ik spreek elke dag met Mijn adem in je oren en in de diepte van je hart,
      Maar u, visser en profiteur, u verandert Mijn woorden,
      En mijn uitspraken worden verdraaid door uw spreken.
      Veel mensen heb ik Mijn woord gegeven maar velen verdraaien het,
      Waardoor ze nimmer naar de eeuwige heerlijkheid kunnen terugkeren,
      En ze enkel nog maar hun eigen woorden gebruiken om zaken te rechtvaardigen.
      Maar er komt een dag dat ik u in vertrouwen neem.
      Dat ik u Mijn Woord en Wijsheid gun.
      Want ik hou van u, mens
      En alles wat je wilt horen, zal ik aan je onthullen.
      En als je willens en wetens je oren sluit voor wat ik zeg,
      Dan stuur ik je naar de eeuwig brandende vlammen van de hel in de diepte van de Maan
      Omdat het lijden je zal laten zien dat je elke dag had moeten werken om te weten wat goed is.
      Door het lijden weet je immers weer dat je niets zonder mij kunt en niets kunt worden zonder mij.
      Als ik je nu zou dwingen mij te volgen dan zou je het niet begrijpen waarom het goed is om mij te volgen.
      Je hebt tijd nodig om het te begrijpen.
      Maar toch houd ik van je, mens.
      Zoek niet naar het geluk, want het is al in je hart.
      Ga nu, Gabriel en verspreidt mijn boodschap aan degene die je waardig acht om hem te horen.
      Aan u, Gabriel, zal ik onthullen dat het tijdperk van het verval spoedig zal eindigen.
      En alleen de rechtvaardigen zullen worden gespaard.


    Het was toen dat Gabriel in Oanylonië op zoek ging naar de eerlijke, dorstige zielen wiens dorst enkel maar met de waarheid van Jah gelest kon worden. Het waren deze mensen die zouden gaan werken voor de eer en glorie van Jah. Gabriel legde hen de noodzaak uit waarom hij hen allen bij elkaar had geroepen. Hij sprak tot hen:
      Mijn vrienden, mijn broeders, Jah reserveert voor u allen een plek in Zijn Paradijs.
      Hij houd van ieder van u die in het diepst van hun hart huilen om het onrecht dat zich in deze stad afspeelt. Sta open voor Zijn oproep en beantwoord deze volmondig met "Ja!". Zeg daarom nu allen: "Heer, U weet wat goed voor mij is. Waar ik pijn heb daar heeft U ook pijn want mijn weg is Uw weg. Waar U mij ook naartoe neemt, ik zal gelukkig zijn en ondanks alle ontberingen zal ik mijn hart openen". Dus open daarom allen uw hart voor Jahs boodschap.


    Velen werden geraakt door de woorden van Gabriel maar ook waren velen te hardnekkig om van Jah te kunnen houden. De woorden van Liefde klonken allemaal goed en wel maar wat had het voor zin om te leven in deugd om zo een zonde ongedaan te maken om uiteindelijk weer opnieuw een zonde te begaan om zo opnieuw te moeten beginenn?

    Was het niet veel gemakkelijker om te blijven leven zoals men nu leefde en om te volharden in de zonden... Waarom zou men immers veranderen als alles goed was?

    Het was toen dat Leviathan, die nog altijd geboeid was door de matigheid van Gabriel, zich ging roeren in de zaak. Hij had Gabriel ontboden om te komen kijken naar een berechting op het plein. Toen Gabriel daar aankwam zag hij zijn eigen vader vastgebonden aan een houten zuil. Leviathan vertelde hem dat Gabriel's vader een lading vissen had verloren en dit diende gestraf te worden. Toen Leviathan, Vorian begon te slaan smeekte Gabriel hem te stoppen, maar hoe meer Gabriel smeekte, hoe harder Leviathan sloeg... Leviathan sloeg zo hard dat hij dwars door het vlees van Vorian heen sloeg om hem uiteindelijk dood te slaan.
    Leviathan verwachtte een reactie van Gabriel, een reactie van dronken woede om zo zijn vader te wreken, maar Gabriel deed niets. Gabriel draaide zich enkel om en verliet het plein, maar voor hij vertrok zei hij tegen Leviathan: "Je haat en woede zullen mij niet bereiken, ook al denk je mischien dat je de sterkste bent. Weet enkel dat het einde nabij is en dat Jah je zal straffen voor je zonden. Je zult eeuwig worden veroordeeld tot een leven van lijden." Voordat Leviathan kon reageren was Gabriel al verdwenen.

    De verwoesting van Oanylonië


    Gabriel liep, na deze uitbarsting van geweld die hij zojuist had moeten meemaken, met een groot verdriet door de straten van Oanylonië. Hij liep naar de havens en naderde het schip genaamd "Albatrosbek", een naam die gegeven was aan de boot omdat de boeg leek op een opengesperde albatrosbek. De eigenaar van het schip, een goede vriend van Gabriel en bouwer van het schip, zorgde er voor dat Gabriel weer rustig werd.

    Toen de bliksem aan de hemel verscheen wist Gabriel onmiddellijk dat de tijd van de vernietiging van Oanylonië gekomen was. Hij besloot om onmiddellijk iedereen die hij had ontmoet en die had besloten het pad van de deugd te volgen te waarschuwen voor het naderende einde. Hij gaf als eerst de waarschuwing aan zijn goede vriend, de schipper van de "Albatrosbek". Hij vroeg zijn goede vriend om het schip vertrekklaar te maken. Vervolgens trok hij de straten van Oanylonië in om iedereen te waarschuwen die hij kende. Hij vertelde hen allen dat ze naar de "Albatrosbek" moesten gaan en niets konden meenemen, omdat dit het schip zou overbelasten. Terwijl Gabriel naar de havens terugkeerde met vier weeskinderen zag hij plotseling dat Leviathan, met ogen vol woede, een enorme balk op de weg gooien om zo de weg te blokkeren voor allen die naar het schip wilden gaan. Terwijl Leviathan maniakaal lachtte om zijn daad snelde Gabriel naar de balk. Hoewel deze te groot was om op te tillen of overheen te klimmen ging Gabriel er onder staan en hief zijn armen als een trap om zo de mensen te helpen. Verschillende andere matrozen hielpen hem en allen die veilig de "Albatrosbek" bereikten riepen vol vreugde "Lang leve Gabriel, die zijn lichaam gebruikte om ons te redden! Albatrosbek, geef ons de vrijheid!". Gabriel hielp zo velen over de grote balk met zijn eigen lichaam. De laatste mensen die over de balk klommen wilden Gabriel nog helpen maar deze weigerde mee te gaan.

    Toen vroeg een man aan Gabriel: "Wat is Jah van plan met ons?". Gabriel antwoordde hem:
      Oane heeft nog de woorden van de Schepper op de eerste muur van onze stad geschreven. Op deze muur stond dat wat Jah onze voorouders heeft vertelt:
      "Leer uw kinderen loyaal te zijn tegenover Mij want anders zal ik als een strenge ouder zijn. Ieder van u zal sterven en ik zal oordelen over het leven dat u heeft geleid. De Zon laat elke dag zijn licht over de Aarde schijnen om zo Mijn liefde voor Mijn creatie te tonen. Maar in de avond zal de Maan de plek van de Zon overnemen en zal hen tonen wat de zondaars te wachten staat."

      Maar ik heb u ook dit vertelt:

      De nieuwe dag zal volledig nieuw zijn.
      Alles wat ervoor was heeft nooit bestaan en zal nooit bestaan.
      Leef daarom in het heden en maak met uw daden een ladder om zo de hoogste toppen te bereiken.
      Laat u niet afleiden door de avond, maar leef voor de dageraad.
      Want wie weet is morgen de dag dat u beoordeeld zult worden.


    Zo vertrok het schip en de daarop volgende zes dagen was de chaos in de stad compleet. Gabriel bleef achter om allen die nog gered konden worden te redden. Toen kwam de zevende dag en voltrok zich de grootste ramp tot dan toe. Gabriel was in de haven toen hij Leviathan zag. Deze was helemaal gek geworden van woede en probeerde met zijn schip, "de Kraken", te ontkomen aan het naderende einde. Hij werd echter, samen met zijn schip, door een allesverslindende draaikolk naar de diepten van de oceaan getrokken. Toen kwam een enorme aardbeving die Oanylonië volledig verwoeste en allen de diepte in trok. Getuigen zagen echter een regenboog verschijnen die de donkere hemel verlichtte en sommigen herkende Gabriel, terwijl deze werd opgenomen naar de Zon.

    Gebed voor Sint Gabriel

    Sint Gabriel, de Aartsengel,
    Engel van de Matigheid,
    Open onze oren,
    Voor de zachte waarschuwigen en dringende oproepen
    Van de Allerhoogste.
    Sta stil bij ons allen,
    Wij smeken U
    Zodat wij het Woord van God begrijpen
    Zodat wij het kunnen volgen
    En Hem kunnen gehoorzamen.
    Om zo dat te vervullen dat Hij van ons verlangt.
    Help ons om wakker te blijven,
    Zodat wanneer Hij komt,
    De Heer ons niet slapend vind.

    AMEN


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 4:59 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Aartsengelen
    « Hagiografie van Sint Galadrielle, de Aartsengel »


    De zwarte jeugd

    Galadrielle werd geboren in zeer moeilijke tijden, toen de stad Oanylonië werd uitgeleverd aan de zonden. Haar familie behoorde tot degenen die beweerden de sterkste te zijn in de stad. Haar familie beheerste de handel in koeien en liet op alle mogelijke manier haar superioriteit over anderen gelden. Gevangene in een huis op een heuvel met uitzicht over Oanylonië, groeide Galadrielle op. Galadrielle was een kind dat op de zolder van het huis gevangen werd gehouden en in de donkere kamer wachtte ze op slechts twee maaltijden, die van de lunch en de maaltijd, die bij haar werden gebracht. Van Jah wist ze niets tijdens haar kindertijd. Hij was alleen voor haar bekend uit de geschiedenis van de stad en dan alleen omdat Zijn naam werd gebruikt in passages waar er werd gesproken over Oane. Over Oane werd enkel vertelt dat het een sterke man was die op het laatste werd verbannen door zijn eigen broeders en zusters die een stuk zwakker waren. Toch veranderde dit alles voor haar. Terwijl de knecht haar de lunch bracht, zoals dit gebruikelijk was, nam hij voor haar ook een stapel boeken, zoveel boeken had Galadrielle nog nooit gezien, en een aantal kaarsen zodat ze de boeken kon lezen. Ze leerde zichzelf lezen en merkte al gauw dat op de zolder nog vele andere boeken lagen. Op een dag, toen ze klaar was met het lezen over geneeskrachtige planten en op zoek was naar een nieuwe studie vond zij een boek, erg versleten, met maar weinig pagina's. Het heette "De Gids". Dit boek vertelde het ware verhaal van Oane en over de creatie van de stad. Het was toen dat Galadrielle Jah leerde kennen. Vanaf die dag bad ze elke dag een beetje voor Jah en op de zondag bad ze nog veel meer voor Zijn Gemeenschap. Ze bad zelfs nog meer als de meeste burgers in Oanylonië.

    De bevrijding

    Op een dag werd ze wakker van een luidde klap. Het huis werd opnieuw aangevallen. Op haar hoogtepunt was de stad uitgegroeid tot een knekelhuis waar anderen, die de liefde van Jah vergeten waren, elkaar doodden en ontucht pleegden. Nu stonden ze voor de deuren van het huis van de familie van Galadrielle. Terwijl het hele gezin en de huishouding werden verkracht en vermoord verschool Galadrielle zich boven op de zolderkamer en heeft zij de gehele tijd gebeden. Na enkele dagen van verschuilen en niets te hebben gegeten kon ze eindelijk de zolder en het huis verlaten. Ze doorzocht het huis om te zien of er nog iets te vinden was, maar er was niets meer. Alles was vernietigd. Ze ontsnapte naar de bergen waar ze voor een tijdje kon overleven en op krachten komen voordat ze terugkeerde naar de stad. Daar ontdekte ze mensen die, net als zij, nog geloofden in Jah en Zijn Liefde. Samen met hen hielp ze hen die niet meer voor zichzelf konden zorgen of die door de maatschappij als vuil werden behandeld. Ze gaf hen eten en drinken in slechts een oude, eenvoudige jurk. Gedurende deze tijd, terwijl ze de armen en zwakken hielp, werd zij het toonbeeld van nederigheid voor alle mensen die om haar heen waren.

    De verlichting

    Op een dag sprak Jah tot haar en vertelde haar over de aankomende vernietiging van Oanylonië. Het was toen dat de zeven prinsen van het kwaad aan Galadrielle bekend werden gemaakt. Niet lang daarna namen de zeven kwaadaardige prinsen de macht over in grote delen van de stad. Galadrielle behoordde tot het kamp van degene die nog geloofden in de Almachtige, in Zijn Liefde en Dankbaarheid. Galadrielle bevocht de zonden van velen met de nederigheid in haar. Tijdens de zes dagen van verwoesting bad Galadrielle samen met Raphael, Michael, Gabriel, Sylphaël, Georges en Miguaël tot Jah, evenals een handvol mannen en vrouwen die hen volgden. Tijdens deze zes dagen sprak Jah voor een tweede keer tot haar. De eerste keer was toen een vrouw op sterven lag wegens een gebrek aan voedsel. Hij zei toen tot haar:

    - Galadrielle, van de zeven mensen die de belichaming zijn van de hoogste deugden ben jij degene met de meeste behoefte om deze vrouw te helpen en haar te helpen overleven. Hiervoor zal je beloond worden.

    Tijdens de daarop volgende twee dagen spaarde Galadrielle haar eten uit de mond voor de vrouw en zorgde ze er zo voor dat de vrouw het overleefde. De derde dag sprak Jah opnieuw tot haar en zei:

    - Galadrielle, van de zeven mensen die de belichaming zijn van de hoogste deugden ben jij degene die geen rijkdommen beheerd en deze enkel wenst te delen met hen die het nodig hebben. Daarvoor zul je beloond worden.

    Galadrielle, die op een gegeven moment niets meer had dan enkel haar eigen jurk, gaf ook deze op aan een vrouw die hem meer nodig had als zij. En alle mensen die samen waren gekomen spaarden allen een beetje eten op om aan hen te geven die het nodig hadden. De zevende dag kwam en de grond scheurde open en vlammen kwamen uit de aarde om de gehele stad te overspoelen. Galadrielle, de zes anderen en de mannen en vrouwen die met hen mee waren gegaan vluchtten naar een heuvel om getuige te zijn van de ramp die zich voltrok. Dit was het moment waarop het licht op hen viel. Galadrielle, Raphael, Michael, Sylphaël, Gabriel, Georges en Miguaël hadden de hoogste eer om zichzelf Aartsengelen te noemen vanwege de nederigheid en de deugd die zij getoond hadden. De mannen en vrouwen die al die tijd met hen mee waren gegaan werden verheven tot Engelen omdat ook zij hadden bewezen berouw te hebben voor de vele zonden die waren begaan in Oanylonië en omdat zij hadden laten zien dat de Liefde van Jah in hun harten was.

    De Aartsengel

    Vanwege haar nederigheid en haar instandhouding werd Galabrielle de Aartsengel van de nederigheid en belichaamde zij één van de zeven deugden die Jah aan de mensen had geschonken om het Schepsel Zonder Naam te bevechten. Galadrielle voerde ijverig de opdrachten uit de Jah aan haar toevertrouwde. Tijdens de vroegere dagen tot aan de geboorte van Aristoteles ging de mens enkel nog door het heidendom. Maar met de geboorte van de profeet Aristoteles veranderden er vele dingen en werden veel mensen geinspireerd om het pad van de nederigheid en de deugd te volgen. Elk gebed aan haar gericht werd direct door Galadrielle gebruikt om haar eeuwige strijd tegen de gulzige demon-prins te voeren.
    Op een dag werd zij naar de Aarde geroepen door een jonge jongen die haar hulp vroeg. Het kind, dat alleen maar zat te bidden en te huilen aan zijn bed in een grote luxe woonkamer, werd bezocht door Galadrielle. Ze had lang blond haar en was gekleed in een licht en eenvoudig wit linnen kleed en haar twee vleugels straalden puur licht uit. Ze zei tegen de jongen:

    - Ik ben Galadrielle, de Aartsengel van de nederigheid, je vroeg mij om hulp en ik beantwoord deze roep om hulp. Vertel mij nu hoe ik je kan helpen.

    De jongen, verbaasd door de schoonheid en de zuiverheid van Galadrielle, antwoordde:

    - Mijn vader, de koning van deze landen, dwingt me om te eten en te drinken als een krijger en zegt mij dat ik zwak ben. Maar ik ben niet zoals hij wilt dat ik ben. Ik eet en drink niet zoals ze hier aan het hof doen. Want daarbuiten lijden de mensen honger en armoede.

    Galadrielle schudde toen haar hoofd en terwijl ze langzaam weer naar de hemelen opsteeg antwoordde ze de jongen:

    - Ik hoor je, mijn jongen

    En toen verdween ze in de lucht tussen de wolken. De volgende dag werden de pakhuizen van de koning leeg aangetroffen en hadden zij die armoede hadden weer te eten en konden hun kinderen weer voeden. De jongen werd koning en niemand in het koninkrijk kwam ooit nog wat tekort.

    Op een dag vroeg Jah persoonlijk aan Galadrielle of zij een taak voor Hem wilde volbrengen. Hij riep haar bij zich en Hij vroeg haar:

    - Galadrielle, jij gaat voor Mij op een zoektocht. Ga naar de vergeten landen, daar waar de ruïnes van Oanylonië liggen, en haal daar de kroon van het Schepsel Zonder Naam. Breng deze kroon bij Mij terug.

    Galadrielle ging toen op een lange reis. De locatie van het vergeten land was voor geen mens bereikbaar en enkel een engel zou de vergeten landen kunnen benaderen. De tocht voerde door een mijlen en mijlenlange droge en zwarte vlakte waar geen leven mogelijk was en geen water te vinden was. Galadrielle kwam uiteindelijk aan bij de plaats waar de ruïnes van Oanylonië te vinden waren. Ook zag zij de diepe kloof waar Oanylonië in was verdwenen. Dagenlang keek zij rond om te zien of zij de kroon van het Schepsel Zonder Naam kon vinden, maar zonder succes. Ze werd bijna wanhopig van de gedachte dat ze met lege handen zou moeten terugkeren naar het Paradijs en daar haar falen aan Jah bekend zou moeten maken. Plotseling kwam er een zucht uit de enorme kloof. Galadrielle besefte toen dat zij de afgrond in moest afdalen om daar de kroon te vinden. Zij daalde af en enkel haar eigen goddelijke licht zorgde voor een beetje verlichting in de donkere afgrond. Op de bodem van de afrond, op een voetstuk dat werd omgeven voor lava, vond zij uiteindelijk de kroon. Hij was enorm en werd met goud en juwelen bezet. Galadrielle nam vervolgens de kroon en wilde de kloof verlaten toen zij plotseling werd aangevallen. Het Schepsel Zonder Naam sprong op haar af en sleurde haar mee de duisternis in. Daar vochten zij voor meerdere dagen zonder dat één van hen triomfeerde. Noch en licht, noch de schaduw kon winnen. Het was toen dat Michael, de Aartsengel van de Gerechtigheid, Galadrielle kwam helpen. Hij doorboorde het Schepsel Zonder Naam met zijn speer, waardoor deze zich tijdelijk moest terugtrekken. Hierdoor kregen Galadrielle en Michael de kans om met de kroon weg te komen. Galadrielle bracht de kroon vervolgens bij Jah die de kroon, symbool van de wellust van het Schepsel Zonder Naam, vernietigde. Aan Galadrielle schonk Hij de Goddelijke Genade voor haar strijd tegen het Schepsel Zonder Naam.

    Vertaald uit het Grieks door Arilan Louvois, Theoloog van de Heilige Roomse Officie



_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:00 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Aartsengelen
    « Hagiografie van Sint Georges, de Aartsengel »


    I Vriendschap

    De bliksem sloeg in, niet ver hier vandaan. De geschrokken kinderen nestelden zich dieper in de armen van hun wenende moeders, die de Almachtige om medelijden smeekten. De mannen waren woedend en ze beschuldigden elkaar voor wat er gebeurd was. Zes dagen lang waren de elementen met oerrazernij losgelaten op de stad Oanylone. Een inktzwarte hemel, beladen met dreiging, drukte met al haar gewicht op de verdorven stad. Tussen de kleine groep die hun toevlucht zocht in de graanschuur, die al tijden geleden leeggehaald, zat vrees naast woede, furie naast wanhoop. Een man die God niet meer uitlachte, toen Hij de vernietiging van de stad had aangekondigd. Een vrouw die eindeloos, vol schaamte, terugdacht aan haar luxueuze orgieën met zoveel verschillende mannen en vrouwen, dat ze, ze niet allemaal kon tellen. Een jongeman die had genoten toen hij de schedel van zijn kleine broer kapot had geslagen, probeerde zichzelf te redden door de kinderen in de kleine kamer gerust te stellen. Iedereen wist waarom ze waren gestraft, maar geen enkele durfde het toe te geven; sommigen probeerden zelfs anderen de schuld te geven, in de hoop dat hun eigen zonden vergeten zouden worden.

    Een snijdende windvlaag forceerde de deur open en vulde het zwakke gebouw met ijzige wind. De fundering trilde toen de donderslag de bliksemschicht beantwoordde met oorverdovende kracht. En toen, stilte. De tornado brulde nog steeds en de donder echode nog, maar zes dagen lang hadden de inwoners van Oanylone niets anders gekend. Nee, de stilte was niet van de natuur, maar van de mensen. De vluchtelingen waren met stomheid geslagen, verlamd van angst, toen ze de schaduw in de deuropening zagen. Een man kwam binnen, hij was zo groot en massief dat hij moest bukken en zijn schouders in moest trekken om door de deuropening te kunnen. Een ruig gezicht en dikke baard waren nauwelijks zichtbaar in het halve licht. Zijn lange, zilveren haar gaf hem een aura van wijsheid, in sterk contrast met de grootte van zijn handen, die in staat leken om de hardste stenen tot stof te knijpen. Zijn lichtblauwe ogen zagen er versleten uit, maar leken toch een kinderlijk plezier te herbergen. De kolos was gekleed in een gestopt en versleten hemd. Een groot stuk textiel dat om zijn benen gewikkeld was, getuigde van zijn benadeelde positie. Hij glimlachte vlug en alle vluchtelingen zuchten opgelucht. Toen liet hij zijn holle stem horen:

    “Zelfs wanneer hoop niet meer is, is er nog vriendschap.”

    Een oude vrouw met een hard gezicht en een ijzeren wil, stapte naar voren en vroeg:

    “En jij, vreemdeling, kom jij als een vriend? Want dit is de stad van mannen en vrouwen wiens woorden als honing zijn, maar wiens daden als gif zijn. Ze leven op bergen van goud en ze willen niets van anderen tenzij het hun op weg helpt in hun dwaze zoektocht naar rijkdom. Hun dorst voor rijkdom verteert hen zo, dat de levens van hun gelijken hun niets uitmaken.”

    “Dat weet ik,” antwoordde de man. “Dat is de reden waarom ik ben gekomen. De rijkdom van het hart kan niet vergeleken worden met de rijkdom van deze basale wereld. Zullen ze hun bergen van goud met zich meenemen naar het volgende leven?”

    “Nee, natuurlijk niet,” antwoordde de oude vrouw. “Maar zijn de rijkdommen van de wereld aan ons verboden? Moeten we als beesten leven om de rijkdom van de ziel te vinden?”

    “Heeft het leven je geleerd om niet je linkerhand te gebruiken, omdat je al je rechterhand gebruikt?” Vroeg de man. “Het is net zo met de rijkdommen die God voor ons heeft geschapen. God, in Zijn liefde voor Zijn kinderen, heeft ons materiële rijkdom gegeven; moge ze van jullie zijn. Maar vergeet nooit dat er geen grote schat is dan vriendschap.”

    Toen stond één van de jongemannen op en hij vroeg: “Maar wie ben jij, wiens woorden met wijsheid zijn gevuld?”

    “Mijn naam is Georges,” antwoordde hij.

    II Hebzucht

    In de tussentijd, bovenop één van de zeven heuvels van Oanylone, beefde één man meer dan anderen voor de Goddelijke woede. Hij vreesde niet voor zijn leven, want dat was niet belangrijk voor hem. Hij was zo gehecht aan zijn bezittingen dat hij geen afstand van ze kon doen. Terwijl anderen mensen elkaar afslachtten en verkrachtten, roofde hij hun huizen leeg en vergaarde genoeg rijkdom om een heuvel te bouwen van edelmetalen, delicate stoffen en mals vlees... Hij besloot om een toren te bouwen die zo hoog, zo groot en zo stevig was, dat het zijn rijkdommen van de verlangens van andere kon beschermen. Hij huurde metselaars en soldaten in en beloofde hun ongeëvenaarde salarissen; de eerstgenoemden om zijn kasteel te bouwen en de laatstgenoemden om de paupers tegen te houden, de onterfden en verhongerden die zijn rijkdom wilden. Ze benaderden de heuvel, die verlicht werd in een gouden licht en appetijtelijke geuren. Alleen de metselaars mochten de rijkdommen betreden, zo dat ze zijn toren konden bouwen; maar zodra één van hun stopte met werken om toe te geven aan zijn hebzucht, werd zijn hart door de soldaten met duizend zwaardslagen geraakt. En de rijke man bejubelde dat hij zijn goederen kon beschermen tot aan zijn dood, de paupers en uitgehongerden bewonderend die zijn heuvel omsingelden en verlangend naar zijn rijkdommen keken. Deze man heette Beelzebub.

    Geoges kwam aan bij de heuvel, gevolgd door alle ongelukkige mensen die zijn pad hadden gekruist. Toen ze de honing, melk, geroosterde vlees, zijde kleren en de kisten vol met edelstenen en metalen zagen, renden ze naar voren om hun deel te bemachtigen, Georges’ vermaning om zelfbeheersing negerend. De wachters ontblootten hun zwaarden en zaaiden dood tussen iedereen die de rijkdommen benaderde. Toen de slachting voorbij was en tranen het geschreeuw vervingen, benaderde Georges de soldaten met kalme en zelfverzekerde stappen. Eén van de soldaten, die extra fanatiek was, legde zijn zwaard onder Georges zijn kin, als een belofte voor het geweld dat zou volgen.

    Maar Georges zei tegen hem: “Waarom heb je die arme mensen gedood?”

    “Ik word ervoor betaald.” antwoordde de huurling.

    “En hoe veel ben je tot nu toe betaald hiervoor?” vroeg Georges.

    “Niets. Heer Beelzebub zal ons een fortuin betalen, zodra zijn toren klaar is en zijn rijkdommen veilig opgeslagen zijn.” zei de soldaat zelfverzekerd.

    “Dus je doodt in dienst van een persoon die slechts zijn rijkdommen wil behouden en jij gelooft dat hij zijn woord zal houden en je later zal betalen?” vroeg Georges.

    “Dat klopt! Anders zou het slavernij zijn!” riep de soldaat, gretig om zo een vraag te horen.

    Georges concludeerde: “In werkelijkheid, wie voor materiële rijkdom leeft, ten koste van de vriendschap die elk kind van God moet koesteren jegens zijn gelijken, verdiend geen vertrouwen. In plaats van te doodden om de hebzucht van zo een man te verdedigen, neem zijn rijkdom dat aan je voeten licht en geef het aan diegenen die het echt nodig hebben. God heeft deze goederen geschapen, zodat al Zijn wezens kunnen vinden wat ze nodig hebben, niet zodat slechts één persoon meer kan hebben dan anderen.”

    Toen legden de wachten hun wapens neer; de metselaars staakten hun werk; de mensen kwamen dichterbij en ze deelden de rijkdommen naar ieders behoefte. Beelzebub schreeuwde in woede toen hij zijn rijkdommen zag verdwijnen, verdeeld onder de handen. Maar dit gebeurde tijdens de zevende dag van de Goddelijke straf van Oanylone en de Aarde begon te trillen. De half gebouwde toren viel omver en grote scheuren verschenen over de gehele heuvel, de rijkdommen opslokkend. De meeste mensen vluchtten, aangemoedigd door Georges. Maar sommigen bleven hun zakken vullen met wat ze ook maar konden vinden. Beelzebub vocht tegen iedereen die hij tegenkwam, zo woedend was hij dat hij alles verloren had. De heuvel nam langzaam af en Georges zag dat een kind in tranen was achtergelaten, zijn been klem onder een zware kist. Hij rende naar het kind, terwijl de grond beefde en op het punt stond in te stortten. Hij bevrijdde het kind, nam hem in zijn armen en probeerde in veiligheid te komen. Een paar andere mensen besloten hem te helpen in zijn hopeloze poging, maar de hele heuvel werd in een grote wolk van vuur opgeslokt in de ingewanden van de Aarde.

    De mensen waren overweldigd van verdriet om het verlies van zulke vrienden. Ze vroegen zich af of God plezier schepte in het laten lijden van Zijn wezens. Maar ze begrepen het toen ze een zacht, rustgevend licht zagen schijnen vanuit het gapende gat. Wezens rezen op, gedragen door majestueuze witte vleugels, die rust en minzaamheid verspreidden. De mensen zagen zij die gestorven waren in de poging het kind te redden onder hun. Maar ze zagen vooral Georges, verheven tot de rank van Aartsengel, met het kind in zijn armen. Hij bracht het kind terug naar zijn moeder, ongedeerd, en toen vlogen ze allemaal naar de Zon, waar God hun opwachtte.

    III De vele tongen

    Er was een tijd toen Koning Hammurabi van Babylon om heel Mesopotamia vocht, om de Koning der Koningen te worden. Op een dag trokken zijn soldaten naar de stad Mari en staken het in brand. De mensen waren doodsbang en wisten niet hoe ze moesten ontsnappen. Toen kwam het wezen zonder naam en fluisterde iets in het oor van de Babylonische generaal, dat hij een schatting moest vragen aan ieder persoon, in ruil voor hun leven. Hoe meer iemand gaf, hoe kleiner de kans dat hij dood zou gaan. De rijke heren van de stad, dezelfde mensen die weinigen adviseerden behalve de Shakkanaku, de Koningen van de stad, kwamen als eerste met zware schatten gevuld met rijkdom. Maar er was ook een oude vrouw, wiens enige rijkdom een paar granen van tarwe was. De huurlingen lachten in haar gezicht en zeiden dat zo een gift een belediging was voor de Babylonische generaal. Ze trokken hun zwaarden en kwamen op de oude vrouw af, klaar om haar aan het zwaard te rijgen. Maar een lange man met een zilveren baard kwam tussenbeiden. Eén van de soldaten hief zijn zwaard, maar kon de man niet neerslaan, alsof hij door een onzichtbare kracht tegen werd gehouden. De man opende zijn mond en verklaarde:

    “Waarom zou je deze vrouw neerslaan? Terwijl de rijke heren van Mari onnoemelijke rijkdommen achterhielden, gaf zij alles wat ze bezat. Jullie bespotten haar gift, maar ze gaf haar essentie, terwijl de heren slechts hun overtollige rijkdom gaven. Pak het graan en neem het met jullie; ze zullen zwaar op jullie hart wegen op in de Hel op de Maan.”

    Toen liep de man naar de kisten en verdeelden het bezit tussen de armen en hongerigen van Mari. De wachten wisten niet wat ze met deze ongewapende man aanmoesten, die niet aangeraakt kon worden en wiens kracht in de wijsheid van zijn woorden lag. Verslagen braken ze hun kamp op en keerden terug naar Babylon. De reis naar deze machtige stad was lang. De hitte was intens en de lucht langs de kanalen en oevers van de Euphrates was vochtig. Maar toen ze eenmaal arriveerden, waren ze verbaasd om de man met de zilveren baard hun op te zien wachten aan de voet van de gigantische muren.

    De generaal vroeg hem: “Wie ben jij, die met zulke wijsheid spreekt?”

    “Ik ben George de Aartsengel, bescheiden dienaar van de Enige God, Wie jullie vergeten zijn voor legioenen van valse goden en een leven vol zonde,” antwoordde hij. He voegde eraan toe: “Volg me naar de Ziggurat en je zult met eigen ogen het oordeel van God zien, zoals ik het zelf lang gelden ook zag.”

    De generaal en zijn soldaten volgden de Aartsengel naar de voet van de gigantische getrapte toren, bedekt met bloeiende platen, bewijs van de almacht van Koning Hammurabi van Babylon.

    Georges hief zijn armen op en verklaarde: “De kinderen van God hebben altijd dezelfde taal gesproken, omdat broers en zussen elkaar moeten verstaan om elkaar lief te hebben. Maar vandaag scheuren ze zichzelf los van elkaar, want ze zijn hun Vader en Zijn liefde vergeten. Er zal een dag komen wanneer de profeten elkaar opvolgen om mensen te herinneren waar ze vandaan komen en waar ze naartoe zullen gaan. Tot die tijd zullen jullie niet beoordeelt worden aan de hand van jullie geloof, maar aan de hand van jullie liefde voor de wereld om jullie heen. Leer het kennen en je zal het leren liefhebben. Om dit voor elkaar te krijgen, heeft God in Zijn genade besloten om de wereld van Zijn kinderen te verdelen in vele tongen, zodat jullie moeite moeten doen om elkaar te ontdekken.”

    En Sint Georges bracht zijn armen omlaag en de toren ziel in een grote wolk van stof. Van die dag aan was het woord van de kinderen van God veelvuldig en we moeten van elkaar leren om te kunnen leven. Op die manier begrijpen we dat onze verschillen misleidend zijn en dat we allen broeders en zusters zijn.

    Vertaald door Grigori op den XXII van de maand maart van het jaar onzes Heren MCDLIX


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:02 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Aartsengelen
    « Hagiografie van Sint Michel, de Aartsengel »


    De geboorte van Michel

    Michel werd als vijfde van tien kinderen geboren in de stad Oanylone. Zijn ouders, Diane en Robin waren jagers. Zoals zo velen in die tijd, waren ze in dienst van een man die rijker was dan zijzelf. Hun Heer – want zo adresseerden ze hem – had geen ander doel in zijn leven dan het vergaren van meer landgoed en rijkdom dan goed voor hem was.

    Deze man, hun Heer, luisterde naar de naam Satan Sybarite. Hij bezat al het land binnen een straal van twee kilometer om de stad. Iedereen die jaagde op het landgoed, of de grond verbouwde, werd gedwongen om de helft van de vruchten van hun arbeid af te staan als betaling. Het werd gezegd dat hij niet sliep voordat de dag hem twee koffers met goederen had gebracht, één met gierst en de ander met vlees. Hij stuurde zelfs zijn handlangers om nog meer te innen van de ongelukkigen die aan de rand van de stad leefden, op het land dat hij claimde.

    Het leven van Michel

    Michel groeide op onder de armen van Oanylone. Zijn vader leerde hem de kunst van het jagen en het hanteren van een lans. Zijn moeder leerde hem om de voetsporen te volgen van dieren die hij opgejaagd had. Ook leerde hij om de sterren te lezen om zo zijn weg te vinden. Het samen leven met zijn negen broers en zussen zorgde ervoor dat de principes van delen en elkaar liefhebben in hem ingeprent werden.

    Tegen de tijd dat hij dertien werd, had Michel al de breedte en kracht van een volgroeide volwassene. Hij was de oudste van de jongens in de familie en zodoende was het zijn taak om zijn broers en zussen te verdedigen. En hoewel hij nooit iemand verwonde, werd hij door de anderen in de buurt gevreesd en gerespecteerd. Na een tijdje werd Michel gevraagd om conflicten te beslechten, omdat er gezegd werd dat hij in de harten van mensen kon kijken.

    Wanneer er geen bewijs was om te beslissen tussen twee personen, legde hij zijn lans op het hoofd van één van de redetwisters. Als de lans in balans bleef, betekende het dat die persoon de waarheid sprak. Als de lans niet in balans bleef, betekende het dat die persoon loog. Echter, na een tijdje had Michel zijn lans niet meer nodig. Simpelweg verkondigen dat hij zijn lans zou gebruiken was genoeg om de boosdoener te doen bekennen. Sommigen zeiden dat Michel een bovennatuurlijke gave had, maar de meest wijzen wisten waar deze gave vandaan kwam. Echter, ondanks zijn grote wijsheid en zijn behendigheid met de lans, kon hij niets doen tegen de handlangers van Heer Satan Sybarite, wie steeds hebzuchtiger werd.

    Michel's vader stierf op de dag dat hij 20 jaar oud werd. Zodoende werd Michel, als de oudste zoon, de patriarch van de familie. Het was in deze periode dat hij een bezoek van zijn vriend Timothy goedkeurde, wie om de hand van zijn jongere zus Emmelia kwam vragen. De priesters in Oanylone hadden het volk aan hun lot overgelaten en gaven nog uitsluitend de rijken en vooraanstaanden de zegen van de Almachtige. Michel ondernam dus zelf de taak om de verloving te organiseren.

    De verloving werd door veel mensen bezocht, zo ook door Simplicious, één van de luitenanten van Meester Sybarite. Simplicious was gecharmeerd van Emmelia. Hij kwam de volgende dag terug met zijn gardetroepen en beval haar hem te volgen en in dienst van Satan te treden. Michel kwam tussenbeiden, hield de gardetroepen op een afstand en uiteindelijk werd Simplicious aan hem overgeleverd. Echter, in plaats van hem te doden, pakte Michel een mes en gooide het naar hem terwijl hij zei: “Als je rechteroog je lokt naar wat je niet bestemd bent te hebben, trek het eruit en verbrand het, want het is beter dat je zonder het leeft dan dat je de toorn van God aantrekt.” De luitenant trok zich terug zonder een woord te zeggen en keerde terug naar zijn meester. De volgende dag kwam hij terug met een grotere troepenmacht en hield hij Michel en Timothy aan, die werden meegenomen en opgesloten in de gevangenis van Oanylone.

    Verwoesting van Oanylone

    De eerste dag van hun gevangenschap was ook de eerste van de zeven dagen gedurende welke de verwoesting van de eerste stad der mensen zich voltrok. De bliksem sloeg in de muur van de gevangenis, waardoor Michel en Timothy de chaos konden ontvluchten. Michel verzamelde zoveel mogelijk mensen als hij maar kon. Het werd gezegd dat de straf van de Maker angstaanjagend en verschrikkelijk zou zijn, maar dat de rechtvaardigen een nieuw leven konden leiden ver weg van de vervloekte stad.

    Omdat Timothy een visser was stelde hij voor om bij de haven te verzamelen en via het meer te vluchten. Michel hielp diegenen die het verdienden, door hun geloof in God, met het aan boord gaan van de schepen. Gezien er plaatsen overbleven, vroeg hij zijn vriend om alle kinderen die hun toevlucht bij hun zochten aan boord te laten. Lafaards die de stad probeerden te ontvluchten, meer uit vrees dan om het volgen van God's wil, probeerden de boot met geweld te overmeesteren, maar Michel kwam tussenbeiden en zorgde ervoor dat het schip de stad zonder vertraging kon verlaten.

    Terwijl zijn vrienden in veiligheid gebracht werden, bleef hij alleen achter. Gedurende de volgende zes dagen redde hij diegenen die gered konden worden. Op de zevende dag waren er nog steeds mensen die gered konden worden, maar er was slechts één kleine boot. Door een wonder verschenen twee andere boten en Michel nodigde de mensen met een puur hart uit op de schepen. Hij scheen in staat te zijn om in een persoon zijn ogen te kijken en te kunnen zien of hun geloof echt was of niet en hij stuurde het eerste schip weg met mensen die hij het waard vond te redden, terwijl diegenen die vluchtten uit vrees of om hun rijkdom te redden op het tweede schip werden gebracht. Hij zag hoe de twee schepen zich vulden, maar Michel weigerde alsnog om aan boord te gaan, omdat God een missie voor hem had en hij vond dat de missie inhield om andere vrienden te redden. Toen het eerste schip bij de uitgang van de stad aankwam, vaarde het verder zonder problemen. Het tweede schip was echter te zwaar beladen met goud en liep vast in het ondiepe water. Het werd samen met de stad verzwolgen toen de vernietigende hoge winden vanuit het centrum van de Aarde opwaaiden, waardoor de grond open spleet.

    Sommige overlevenden, ver buiten de stad, vertelden dat terwijl het regende zonder dat er wolken in de lucht waren een zonnestraal uit de zon verscheen en in de stad scheen. Michel, gekozen door God, werd zo omhoog gedragen door een hemelse wolk en werd één van de zeven Aartsengelen.

    Eerste Verschijning

    De Eerste verschijning van de Aartsengel is inderdaad de verschijning dat van hem een Engelenkrijger maakte, ondanks dat hij nooit zelf bloed heeft doen vloeien.

    Enkele generaties na de dag des oordeels en de dood van Michel waren twee clans, directe afstammelingen van degenen die Michel had beschermd, aan het ruziën omdat één groep een tempel ter ere van Michel had gebouwd. Ze beschouwden Michel zelfs als gelijk aan God, omdat hij hun gered had. De andere beschouwden de opoffering van Michel als een voorbeeld en niet als een daad dat van een man een god maakt.

    De eerste groep noemde Michel Anubis, hoewel de reden van deze naam niet bekend is. Misschien was het de naam van hun clan, maar tot de dag van vandaag is er geen spoor meer van gevonden.

    Geïnspireerd door de schaduw zag hij die zichzelf tot Grote Priester van Anubis verklaarde, zijn macht groeien. De prelaat claimde dat zijn informatie rechtstreeks van god kwam en hij benoemde een pasgeboren baby als de zoon van Anubis. In zijn naam nam hij enkele jaren de macht over en verwoeste de tempel die aan God toegewijd was. Hij verklaarde dat, aangezien God zijn gelovigen niet had beschermd, ze zijn slaven dienden te worden. Om zijn macht te consolideren en om de herinneringen van de ware God uit te wissen, nam hij de namen van de Aartsengelen en maakte Goden van hun.

    Het hoofd van de gelovigen smeekte God elke dag en bedankte Hem voor wat ze hadden, ondanks zijn lijden. De Heer kreeg medelijden met hem en hij stuurde zijn Aartsengel in eigen persoon. St. Michel verscheen in harnas en met een lange lans en breed schild. Hij werd door iedereen herkend toen hij boven de tempel verscheen die voor hem gebouwd was.

    De grote priester daagde hem uit en zei, “Anubis, eindelijk ben je gekomen! Ben je gekomen om je gelovigen te bedanken en ons te belonen voor het bouwen van zo een tempel voor jou?”

    Michel antwoorde: “Nee, ik ben gekomen om God's woord van hoop te verkondigen aan diegenen die zich niet van Hem hebben afgewend. Talrijk zijn de gemeenschappen van gelovigen die de wereld afreizen terwijl ze wachten op de komst van profeten die hun samen zullen brengen in liefde en vriendschap.”

    De grote priester snapte het niet en hij beval zijn gardetroepen om hun loyaliteit te bewijzen door de gelovigen van de enkele god af te slachten. Michel kwam tussenbeiden en duwde de aanvallers twee dagen lang terug, zonder ze te doden, waardoor de gelovigen naar andere landen konden vluchten.

    Na twee dagen van strijd waren degenen die loyaal aan de grote priester waren, of te moe, of te gewond, om door te gaan. Vervolgens zagen zij de vleugels verschijnen en zagen zij hoe de Aartsengel opsteeg naar de hemelen. De prelaat verklaarde dat het niet Anubis was die was gekomen, maar een wrekende god die hun strafte voor het laten leven van de dienaren van de valse enige god.

    Er is een alternatief verhaal, waarin de Aartsengel aan het hoofd stond van een leger van engelen. Een andere versie beweert dat hij de meest fanatiek gelovigen bewapende. En nog een andere versie beweert dat hij niets anders deed dan de meest gelovige dienaren van God te inspireren om een revolutie te ontketenen, waarna hij de gelovigen door de woestijn zou hebben geleid. De hoofdzaak is dat de interventie van Michel en de wil van God het mogelijk maakten dat Zijn kinderen naar een veilig land konden vluchten.

    De Legende van de Heilige Berg Michel

    De tweede verschijning van de Aartsengel deed zich voor in een tijd toen bepaalde dronken barbaarse goden slechts kroegen in plaats van tempels hadden en drinkfeesten in plaats van de liturgie hadden. In die periode was er een gemeenschap van gelovigen die achtervolgd werden door een barbaar die Saathan heette. Hij aanbad een dronken god die het offeren van kinderen eiste.

    De gemeenschap vluchtte naar het Noorden en was vastgelopen in een bos aan de rand van de oceaan. De patriarch van de gemeenschap vroeg aan zijn gemeenschap om zichzelf voor te bereiden om zichzelf in de oceaan te offeren, in plaats van in de handen van de barbaren te vallen. Ze liepen toen naar het hoogste punt boven de wateren en baden tot God, zodat St. Michel zich kon voorbereiden op hun komst.

    God, die het niet accepteerde dat zijn kinderen een eind aan hun leven maken, liet de patriarch via een hemelse gezant weten dat het de mens niet toegestaan was om te kiezen wanneer ze hun Maker zullen ontmoeten. God beval dat als ze in hem geloofden, ze de grote bomen om zouden hakken en een omheining zouden maken rondom de rots. Eenmaal gemaakt, zouden ze een groot feest organiseren en een vuur maken bovenop de rots, zodat Saathan zou weten waar ze waren.

    En zo geschiedde het en zeven dagen later was de omheining af en het vuur aangestoken. In de ochtend omsingelden de troepen van Saathan de rots en vielen de fragiele bescherming rond de rots aan. De gelovigen maakten zich klaar om met stenen en lansen te vechten, sinds dat de wil van God was. Er verscheen echter een engel in harnas met schild en lans op de plaats waar eerst het vuur was aangestoken. Hij sprak geen woord, maar de gelovigen wisten allen wie hij was.

    Toen gooide Michel zijn wapen naar de horizon. Het leek alsof de horizon zelf naar de hemel omhoog kwam en richting de rots stormde als een muur van galopperende paarden. Deze muur nam alles mee op zijn pad, maar vernietigde de zwakke omheining niet. De golvende muur verzwolg de troepen van Saathan en toen de zee zich terugtrok veranderde het de rots in een eiland omring door drijfzand, welke de restanten van het leger dat was verslagen door het geloof van de gelovigen opslokte.

    Vertaald door Grigori op den XVII van de maand maart van het jaar onzes Heren MCDLIX


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:03 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Aartsengelen
    « Hagiografie van Sint Miguaël, de Aartsengel »


    Geboorte Miguaël en Belial

    In de stad Oanylonië woonde Adiguaëlle, echtgenote van Theophilus van wie ze in verwachting was van een tweeling. De kinderen waren verwekt in de liefde en met de grootste lust. Adiguaëlle was een gulle vrouw die altijd de hulpbehoevenden hielp, maar omdat ze nu in verwachting was lag de situatie een stuk moeilijker en begonnen de mensen zich af te wenden van Jah en vervielen ze in luiheid en hebzucht. Er ontstond een grote rivaliteit tussen de Oanyloniërs. Deze situatie zorgde ervoor dat er steeds meer behoeftigen kwamen en allen werden ze veracht door de sterkeren. Hoewel Adiguaëlle nog probeerde allen te helpen kon ze het niet meer aan en begon het Schepsel Zonder Naam steeds meer grip op haar en de mensen te krijgen en lukte het haar niet meer de mensen op het goede spoor te houden. Uitgeput van het strijden beviel ze van twee jongens. De ene noemde zij Miguaël, wat "lief en vrijgevig" volgens de legende betekende en de ander noemde zij Belial, wat "Geeft en gij zult ontvangen" betekende. Op dit moment had het Schepsel Zonder Naam zoveel grip op de arme mensen gekregen dat hij hen opdroeg de familie te doden omdat het de liefde van deze familie was die ervoor zorgde dat de Allerhoogste geen aandacht meer aan de anderen schonk.
    Theophilus, die dit gevaar zag aankomen, liet zijn vrouw afscheid nemen van Miguaël en zijn broer en verborg daarna de kinderen onder een kar. Nauwelijks waren de kinderen verborgen of de boze mensen stormden het huis binnen en vermoorden op een gruwelijke manier Theophilus en Adiguaëlle. De kinderen bleven echter gespaard omdat de mensen ze niet zagen onder de kar.

    Verbondenheid

    De kinderen werden gevonden door Ménopus, een oudere en vrome man die niets wist van de herkomst van deze kinderen maar die toch van beiden hield alsof het zijn eigen kinderen waren. Hij gaf de kinderen melk van zijn koe, Minerva genaamd. Deze koe werd later beroemd omdat deze later meer melk gaf dan de andere, heidense, koeien...
    Maar verder met het verhaal. De twee jongens groeiden op zonder van elkaar te scheiden. Er bestond een band tussen de twee jongens die groter was dan vriendschap en broederlijke liefde, maar helaas zou één van hen zich hiervan afwenden.

    De verleiding van Belial

    De twee kinderen bleven, ondanks de verleidingen van het Naamloze Schepsel, religieus opgroeien en stelden zichzelf liever niet voor op anderen. Uiteraard wisten de kinderen niet wat er met hun ouders was gebeurd, maar ze waren gewaarschuwd in een droom. Op een dag kwam het Schepsel Zonder Naam echter zeer discreet met Belial praten:

    "Waarom geef je toch al die aandacht aan de mensen die je niets te bieden hebben? Waarom ga je niet naar de rijkeren? Zij kunnen je betalen voor je werk."

    Belial antwoordde:

    "Ik heb nog nooit voor geld gewerkt. Ik heb alles wat ik nodig heb en deze mensen hebben mij nodig."

    "Belial, wat geven ze je dan in ruil voor je diensten? Niets. Ze schelden tegen je en eisen enkel maar meer en meer van je."

    Op dat moment ging deze redenering niet op voor Belial, maar naarmate hij opgroeide drong langzaam het besef bij Belial door dat het zo niet langer kon. Hij begon langzaam steeds meer geld te vragen voor zijn diensten en weigerde steeds vaker te werken voor de armen. Op een bepaald punt in zijn leven stopte hij zelfs met werken en gaf toe aan de zonde van de luiheid, want hij had voldoende genoegdoening gehaald uit zijn handelingen en er was niets meer dat hij nog kon doen.

    De verleiding van Miguaël en zijn gebed

    Het Schepsel Zonder Naam ging daarna naar Miguaël en fluisterde ook hem verleidingen in zijn oor. Miguaël wilde echter niet luisteren naar het Schepsel en probeerde zich te verzetten tegen de woorden. Hij had gehoord dat een gebed kon helpen bij het bevechten van de verleidingen en hij knielde neer zoals hij dat de geestelijken had zien doen:

    "O God, Almachtige Vader,
    Vader van de mensheid,
    Dicht mijn oren voor de verleidingen,
    En open mijn ogen,
    Voor de eindeloze liefde die u te geven heeft
    Zodat ik deze mag ontvangen,
    Om altijd te kunnen blijven lief hebben,
    En ik altijd zal weten
    Wat er zou gebeuren als u er niet was,
    Moge er niemand anders zijn die voor U spreekt
    En moge er niemand anders met mijn handen gaan werken
    ...
    Vergeef mijn broer en alle anderen,
    Ze weten niet wat ze doen.

    Deze jonge man was door Jah gezegend, zoveel was wel zeker, omdat hij zijn leven voor de wereld zou geven. Geconfronteerd met zo een kracht van overtuiging en de zegen van Jah kon het Schepsel Zonder Naam niets anders doen dan zich terug te trekken. Hoewel hij het nog verschillende malen geprobeerd heeft om Miguaël te verlijden lukte het hem nooit. Zelfs niet een beetje.

    De instelling van de Aartsengelen en de straf

    De situatie voor de mensen werd steeds slechter. Ze zagen Jah niet meer en hun handelen ging ten koste van hun broeders en zusters en zelfs ten koste van hun eigen familie. Dit leidde tot rivaliteit en vaak zelfs tot ongekende misdaden. Het is op dit punt dat de Goddelijke straf over hen viel, want de Almachtige hield niet van deze wereld, deze wereld die door de mensen werd geruineerd. Terwijl de bliksem door de hemel rolde splitsten de inwoners van Oanylonië zich op in twee groepen:
    Degene die de belichaming waren van alle zonden op de wereld, die werden geleidt door zeven mannen. Allen geleid door het kwaad.
    Asmodée, de hebzuchtige; Azazel, de wellustige; Lucifer, vol van apathie; Beëlzebub, de vrek; Leviathan, de boze; Satan, de jaloerse en natuurlijk Belial, de trotse. Zij noemden zich de "Inaudiendis" (Noot van de vertaler: Dit is een Latijnse uitdrukking die niet verklaard kan worden) Deze zeven waren er van overtuigd dat de straf van Jah het onweerlegbare bewijs was dat Hij niet meer van hen hield.

    Aan de andere kant, zich bewust van hun fouten, stond een groep die de bekering predikte. Deze groep werd geleid door Gabriel, Georges, Michael, Galadrielle, Sylphaël, Raphaëlle en Miguaël. Zij belichaamden de deugden, de tegenstellingen van de zonden. Matigheid, Vriendschap, Rechtvaardigheid, Zelfbeheersing, Het genot, het Geloof en Voorzichtigheid.

    Deze twee groepen hadden elk hun eigen volgelingen, waarvan de vissers de meest talrijke groep was. De groepen probeerden allen hun invloed uit te oefenen op de inwoners van Oanylonië.
    Na zeven dagen van destructieve winden scheurde de aarde open en werd het diepste van de Aarde bloot gelegd. Oanylonië werd volledig opgeslokt door de helse diepte, maar temidden van het bloedbad verscheen plots een hemels licht dat de zeven goeden en hun volgelingen opnam naar de Zon. Hoewel allen niet goed wisten wat er gebeurde en angst verscheen op hun gezichten zagen ze dat het licht zacht gloeide en was de plaat waar ze terecht kwamen zacht en rustgevend en vol met warmte en liefde. Toen sprak een sterke stem, maar toch ook tedere, stem tot hen allen:

    "Mijn Kinderen, jullie zijn tot Mij gekomen, want jullie moeten begrijpen dat ik noch plezier noch vreugde schep uit wat ik zojuist gedaan heb. Ik kon U allen enkel nog maar met een straf tot rede brengen omdat u allen te ver was afgedwaald van het pad van de deugd. U heeft allen geluisterd naar mij en daarom zal ik u belonen. U zult allen Engelen worden, maar zeven onder u, die uitzonderlijke deugd hebben getoond de afgelopen jaren, zullen worden mijn Aartsengelen. Zij zullen nu de verdedigers en verspreiders van de deugd worden. Ik geef deze zeven vleugels. Een teken van kracht en van de rang die zij bezitten. Ga nu, het Paradijs wacht op u."

    De eeuwige verdoemenis

    De "Inaudiendis", werden in de diepe afgrond geworpen waar het helse vuur brand en waar zij tot in de eeuwigheid gemarteld werden. Maar de Allerhoogste, in zijn grote goedheid, gaf sommigen van hen nog vergeving. Velen van hen zouden echter voor eeuwig branden voor hun zonden. Maar de Allerhoogste maakte van zeven van hen de bewakers van de zonden en stelde hen aan om anderen te laten lijden tot het einde der tijden. Belial werd zo ook tot een bewaker en hij was zo trots dat hij de nieuwe mensen van Jah wilde verleiden.

    Het instituut van het exorcisme

    Tijdens de beginjaren van de Kerk was deze nog broos en kwetsbaar en Belial besefte zich dat hij de Kerk enkel maar van binnenuit kon treffen. Trots en ijdel als hij was nam hij bezit van het lichaam van de hoogste hoogwaardigheidsbekleder binnen de Kerk: De paus. In die tijd werd Paus Hyginus getroffen door een ernstige ziekte. Belial, vol van lafheid, nam bezit van het lichaam van de Heilige Vader en vanaf dat moment veranderde hij langzaam het doen en laten van de Heilige Vader. Een dienaar, Mirall besefte dit en smeekte de Almachtige om iemand te sturen die de Heilige Vader kon helpen. De Almachtige zond Zijn Aartsengel Miguaël, patroonheilige van de uitdrijvingen. Miguaël haaste zich naar de Aarde en aanschouwde het vreselijke, onteerde, lichaam van Paus Hyginus. Belial merkte echter de aanwezigheid van zijn broer op en sprak door de mond van Hyginus:

    "Jij durft je eigen broer tegen te spreken, Miguaël?
    Jij hebt Jah niet bij je om je te hulp te schieten?"

    "Jij bent niet mijn broer Belial. Ik verloochen je en werp je uit dit lichaam om je daarna terug te sturen naar de afgrond. Want buiten de afgrond is alleen Jah soeverein. Alleen Jah is hier meester. Alleen de deugden van de mens kunnen hier gedijen."

    Hoewel deze confrontatie op Aarde plaatsvond leek het ook alsof de Hemel en de Aarde in strijd met elkaar waren.

    "Ga terug naar waar je vandaan kwam, terug naar de vorst der demonen en laat deze mans ziel in vrede! Hoor je me? Verlaat dit lichaam, Belial ! Ga terug naar waar je vandaan kwam !!!!!"

    Na deze woorden leek het alsof er een vlam uit de mond van de bezetene kwam en leek het alsof de sterren de nacht domineerden. Maar dit alles duurde slechts maar kort en al gauw nam de hemel weer zijn normale kleur aan.

    Sint Miguaël steeg vervolgens, met de ziel van de Paus aan zijn zijde, onder hemels gezang op naar de Zon, naar de heerlijkheid van Jah, want enkel Jah is soeverein.

    Dit gebeurde in het jaar 140.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:04 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Aartsengelen
    « Hagiografie van Sint Raphaëlle, de Aartsengel »


    Twijfels

    Een oude vrouw was al aan het lopen, sinds de zon was onder gegaan. Bij iedere stap die zij zette had ze het zwaar. Sinds drie maanden voelde zij haar krachten afnemen, de kracht in haar benen nam beetje bij beetje af, maar ze bleef lopen, ze bleef altijd maar lopen. Ze stopte enkel om te rusten en haar krachten te hernemen. Zij wist wat zij moest vinden. Een man die in een plattelandshuisje woonde. Een gezochte, eenogige man.
    De nacht was gevallen en de oude vrouw vreesde om te gaan slapen op deze, voor haar, onbekende wegen.
    Zij bleef lopen, ze zette er nu vaart achter, want ze wist dat hij haar nodig had. Als zij nu zou sterven, zou alles eindigen. Oh, zijn ouders zouden hem gezegd hebben dat na de dood hij zou herleven. Dat God daar zou zijn om hem te redden. Maar dit was onmogelijk, als God er was geweest, was al deze ellende er niet geweest. Dan hadden ze simpelweg niet bestaan. Waarom zouden ze zich van elkaar scheiden, alleen maar om na de dood bij elkaar te zijn?
    De geschiedenis bracht haar geen troost en kon haar niets vertellen. De geschiedenis van een God begonnen twijfelachtig te klinken.
    Zij begon nu in paniek te raken. Ze was er bijna, maar ze was bijna aan het einde van haar krachten. Ze kon niet meer, ze kon het echt niet meer. Alles waarin ze geloofde, waarvoor ze zover had gelopen, was bijna verdwenen. Ze brulde:

    “Als gij bestaat, toon uzelf dan. Verberg je niet, als jij onbekwaam bent om van diegene te houden die je hebt gecreëerd, als jij onbekwaam bent jouw verplichtingen na te komen of als jij deze wereld door jouw plezieren wilt laten lijden. Toon u!

    De oude vrouw kookte reeds van woede en wachtte op deze God, van wie ze zoveel had gehoord maar nooit wat van had gezien. Het was verwonderlijk dat zijn, in geen enkel opzicht, overtuigd was een antwoord terug te krijgen, maar diep van binnen hoopte ze op een antwoord. Misschien was het een teruggetrokken waarheid, welke diep binnenin haar hart lag verscholen.

    Openbaring

    In plaats van de stromen moorddadigheid die zij had verwacht te krijgen op haar
    woede-uitbarsting, verscheen er een zacht licht waarvan het onmogelijk was te achterhalen waar het vandaan kwam. Het leek alsof zelfs de duisternissen schitterden.

    Een stem liet zich horen, welke eveneens overal vandaan leek te komen. Deze stem klonk alsof hij van een wezen kwam dat alle leeftijden bezat.

    “Raphaëlle, Raphaëlle,
    Waarom schreeuwt gij zo?
    Jouw schreeuwen zaaien een echo in de bergen en verstoren de koers van de rivieren. Zij laten de angst van deze wereld verstenen en de wijsheid wijken”

    De oude vrouw wist niet te antwoorden. Zij was getroffen door wat er zojuist tegen haar was vertelt. Het woord van God horen was al een buitengewoon iets, maar dat deze haar bij naam noemde overtrof alles. Hoelang was het al niet geleden dat men haar naam had genoemd. Raphaëllle begon te twijfelen, maar de vlam van haat in haar ogen was nog niet geblust.

    Haar liefde was in al die jaren veranderd in woede. Haar ziel was niet bereid om de eenvoudige liefde te ontvangen, maar het is onmogelijk de liefde buiten te sluiten die haar op dat moment werd gegeven. De almacht van God en de kennis die zij als meisje had meegekregen begonnen haar werk te doen.

    “Waarom noemt Gij mij bij mijn voornaam, zoals enkel een vader dit zou doen? Waarom toont u mij uw geluk?”
    En de stem antwoordde:
    “Is het niet dat ik als een vader ben, welke voor zijn kinderen zorgt en over ze waakt?”
    Nadat God deze woorden gesproken had beroerde de aarde zich onder Raphaëlle’s voeten.

    “Raphaëlle, ziehier de creatie van jouw leven. Deze voetstappen zijn jouw stappen.”

    “Als deze stappen mijn sporen zijn, waar zijn dan de sporen die bij u horen?”

    “Ik loop al met je mee, sinds je ter wereld bent gekomen”

    “En in mijn moeilijke moment, waarom heb ik dan enkel mijn eigen sporen gezien? Waar was u toen ik u nodig had?”

    “Ik was daar, en als jij slechts je eigen sporen hebt gezien, is dit omdat ik je gedragen heb, mijn kind.”

    Het hart van steen, dat deze vrouw bij zich droeg, het hart van steen dat onmogelijk te breken was, werd na deze woorden gebroken. Raphaëlle begreep eindelijk waarvoor ze op deze wereld was. Ze zag haar vader. Na dit inzicht viel ze op haar knieën en vroeg zij Hem om vergeving.

    “Huil niet Raphaëlle, dit is een tijd van vreugde, jij geloofde niet maar je beleef trouw aan je eigen gedachten. Nu jij dat hebt ingezien, zal je overtuiging je redden en zal je de anderen de weg kunnen tonen die ik je heb getoond.”

    “Vader, waarom heeft U nooit wat gezegd? Waarom heeft U mij nooit getoond dat U bij me was?”

    “Ik heb je geroepen, mijn kind, maar jouw oren wilde mij niet horen. Ik heb mezelf getoond, maar jouw ogen wilde mij niet zien, ik heb me mijn hand geboden, maar die heb je afgeslagen. Nu heb ik mezelf geopenbaard aan jouw hart en jij hebt mij geloofd.
    Ik heb je laten kiezen, want jij was vrij, maar jij wilde me niet ontvangen.
    Je kunt me niet opleggen mezelf te openbaren.
    Jij hebt me gezocht en ik heb mezelf geopenbaard.
    Ik zie dat vele vragen jouw op dit moment in de war brengen, maar wees geduldig, ik zal ze ter zijne tijd allen beantwoorden. Ga nu, en weet dat ik bij je zal zijn. Wanneer je tijd gekomen is, zal ik je antwoorden.

    Vragen

    Vanaf dat moment smolt het licht in het landschap, en leek het te verdwijnen, maar Raphaëlle bleef het zien. Het licht begeleidde haar in de nacht. Het had haar de weg kunnen tonen, maar Raphaëlle kende de weg, het had haar de duisternis kunnen verklaren, maar Raphaëlle had hier geen behoefte aan.
    In plaats daarvan toonde het licht haar de innerlijke weg en verjoeg het al haar innerlijke duisternissen.
    Zij had Oanylonië enkele dagen eerder verlaten, en de persoon die zij zocht woonde nog ver. Hij was één van de weinigen die de stad verlaten had en nog ver weg woonde van alle kwellingen. Al lopende bleef zij steeds denken aan de ontmoeting die zij had gehad met God, Hij had haar, net als een vader, met respect behandeld en hij had als een echte vader de stad van Oane verlaten. Men wist niet waarom hij dit had gedaan.
    Het was een van de roerigste discussie welke er in die tijd werd gevoerd. God hield zoveel van elk van ons, toch was het moeilijk te geloven. Waarom was er dan zoveel ellende? Waarom al het onheil? En waarom te sterven, voordat men de ware weg gevonden heeft? Alsof zij het wist werd de laatste van haar vragen diep van binnen in haar beantwoord, als ware het de onbetwiste waarheid:
    God heeft de mensen op aarde gelaten opdat zij de totale vrijheid hebben. Zij hebben de keuze gekregen te kiezen tussen de weg van God ofwel af te wijken van deze weg. Zij die het laatste kozen zouden nooit kunnen inzien dat God overal was, zelfs op de plekken waar zoveel ellende was. God, hoewel almachtig, liet het aan de mensen zelf over scheidsrechter te spelen.

    Maar als God de mens zelf scheidsrechter laat spelen over hun eigen leven, waarom moet dit dan ten koste gaan van de vrijheid en het geluk van anderen? Waarom geldt de vrijheid van de één boven de vrijheid van de andere?

    Zij bleef lopen, zij moest tot de hut geraken. Zij werd steeds vermoeider, maar de dorst meer te weten over God en over zijn wegen, dwong haar niet op te geven, haar niet te laten afleiden door zaken die slechts een tijdsverspilling waren. Zij zag plotseling de krottenwijk waarin het huis te vinden was dat zij zocht. Zij liep de deur binnen van het huis dat zij gezocht had. Binnen vond ze niets, slechts een enkel stuk perkament. Hierop stond geschreven:

    “Wanneer je wordt geboren, heb je, je broer niet voor het kiezen. Je moet met hem leren leven en hem het leven leren. Als jouw de Goddelijke liefde volgt, dan zal deze liefde ook jouw treffen.
    Wanneer je broer daarin tegen afwijkt van de Goddelijke liefde moet je hem dat, ten koste van je eigen leven, dit laten zien.
    Maar waarom zou je, je eigen leven geven voor iemand die de liefde toch niet wil zien?
    Als jij erin slaagt, zal hij, samen met jouw, voor God en zijn engelen staan en samen zullen wij onszelf verantwoorden tegenover Hen. Wanneer je niet slaagt is het enkel jijzelf die je kan verantwoorden tegenover God.

    Nochtans wordt eveneens gezegd, houdt niet op, wanneer jouw broers ogen je niet willen zien. Denk en werk ernaar ook anderen te helpen, zodat ook zij weer anderen kunnen helpen de liefde weer te zien.

    Is het beter je leven te geven wanneer je probeert iemand te redden welke niet gered wil worden, of je leven te geven voor een massa welke vurig hopen ooit weer de liefde te zien?”

    Raphaëlle las deze tekst en begreep hem. Elk mens wordt in een bijzondere situatie geplaatst, niet alleen heeft hij de keuze tussen de weg van God, maar ook tussen de weg van het Schepsel zonder Naam. Deze vergelijking komt vooral tot zijn recht in de relatie tussen broers en zusters, welke verschillende vrijheden hebben en dus verschillend kunnen oordelen.
    De verschillende keuzes van elke persoon, elk individu, worden niet op aarde beoordeeld, maar worden pas beoordeeld wanneer men staat voor God. Deze duidelijke waarheid kwam tot Raphaëlle door de Goddelijke Liefde en deze deed haar van gedaante veranderen. Ze liet zich op haar knieën vallen en barstte in tranen uit:

    “Dat de Heer, de God van het Heelal, hem de kracht moge geven door liefde en bescheidenheid op alle plaatsen te mogen dienen.”

    De hele avond en nacht bleef zijn bidden om vervolgens de volgende ochtend op te staan met een hernieuwd gevoel. Zij was uitverkoren, zij was toevertrouwd. God was daar in haar, en zij geloofde in hem. Het licht van de weldoener schitterde nu om haar heen. Hoewel haar ogen onbekwaam bleven het licht te zien, was zijn in staat het met haar ziel te voelen, want de ziel was de Liefde, de machtigste gift die God aan de mensen had gegeven.

    Het begin van haar handelingen als heilige

    Raphaëlle naderde Oanylonië en reeds was de sfeer van onenigheid in de stad goed merkbaar. Het Schepsel zonder Naam had immers twijfel in de harten van de mensen gezaaid, zodat zij verwijderd waren van de waarheid en de Goddelijke liefde. Steeds meer splitste de bevolking zich op in twee groepen, degene die trouw bleven aan God en diegene die overmand waren door de twijfel.

    Omdat de mensen zwak waren, geloofden zijn sneller dat God niet bestond en zij verwijderden zich van de Goddelijke liefde. Het was makkelijker te zeggen dat God niet van hen hield en dat er geen hoop meer was, zodat elke zonde geoorloofd werd. Raphaëlle kende deze zwakte, omdat zij zelf ooit ook zo geweest was, maar ze probeerde de broers en zusters weer te verenigen en terug te brengen naar de Goddelijke liefde. Zij vroeg aan iedereen of zij de weg van God zagen, en of zij inzagen dat zij nooit alleen zouden lopen in dit leven. De overtuiging en het bewijs waarmee ze tot de mensen preekte, zorgde ervoor dat velen de weg weer zagen, van welke zij waren afgedwaald.

    De Straf

    Het is toen dat de Goddelijke straf viel. Zij begon met bliksem welke zich aan de hemelen ontketende, vervolgens kwam de regen welke de rivieren deed overlopen. De mensen werden één voor één ontnomen van hun ziel. Vervolgens kwamen daar de vlammen, welke zich aan elk mens tegoed deden.
    Zij die slecht geloofd hadden, en zich hadden verwijderd van de Goddelijke liefde werden verbannen naar de ster van de nacht, waar zij nog enkel lijden en ellende zagen. Echter werden zij, welke geloofd hadden en nooit hadden afgeweken van de Goddelijke liefde opgenomen tot de Goddelijke heerlijkheid welke werd vertegenwoordigd door de ster van de dag. Raphaëlle was opgenomen, met nog zes anderen, om voor altijd de zeven deugden te inspireren.

    Haar Zending

    Een dag op de aarde.
    Een man had veel verdriet. Hij hield van God met heel zijn hart, maar durfde dit niet te verkondigen, hij droeg de liefde slechts binnenin hem. Zijn omgeving geloofde niet, en was ieder dag bezig God te verafschuwen en blasfemeren. De man durfde niet te spreken. Hij was zich bewust van zijn zonde, maar durfde niet te handelen, omdat hij onderdrukt werd door angst.
    Op een avond kwam hij thuis en liet zich op zijn stromat vallen. Hij vertrouwde God zijn moeilijkheden en angsten toe, welke hij ieder dag met zich mee droeg.
    Hij vroeg zich af hoe hij aanvaard kon worden bij zijn vrienden, wanneer hij dit geheim bij zich droeg?
    Hij kon dit niet langer verdragen, hij wilde het zeggen, maar voelde zich slecht doordat hij te bang was om te handelen. Hij voelde zich zo slecht dat hij dit wel over heel de wereld wilde uitschreeuwen.

    God aanhoorde deze woorden en zond Raphaëlle naar zijn kind met de volgende woorden:
    “Ga Raphaëlle, en zorg dat hij overwint!”
    En zo ging Raphaëlle, als een aanwezigheid die men wel voelt maar nooit zal kunnen zien naar de man toe, en begeleidde hem. De volgende dag, toen hij weer onder vrienden was, begonnen deze God weer te schande. Het lukte hem weer niet om er wat van te zeggen, maar de onzichtbare kracht gaf hem de moed die hij nodig had op te staan en tot zijn vrienden te spreken. Hij beval op een stevige toon dat hij niet wilde dat zij nog langer zo over zijn God praatten, wanneer hij in de buurt wat. Hij wilde hen niet meer slecht horen spreken over God, wanneer zijn oren het konden horen!

    Op dit ogenblik, toen al zijn vriend met een schuine blik naar hem keken, voelde hij wederom dat hij zou falen door de angst, maar Raphaëlle gaf hem de kracht door te gaan. Hij zette daarom kalm zijn woorden voort:
    “God houdt van ons, u hebt daarom niet het recht zo over hem te spreken!”
    Na deze woorden sprongen de mannen op hem en verscheurden hem leven, omdat zij deze mening niet met hem deelden en deze woorden niet wilden horen. Hoewel de man vreselijk had geleden in deze laatste minuten van zijn leven, wist hij dat hij gezegd had wat hij zijn hele leven al had willen zeggen. Hij aanvaardde daarom zijn lot. Tenslotte gaf hij de geest, en Raphaëlle nam de ziel van de goede man met zich mee en bracht hem naar het rijk van God.

    Het Gebed

    Raphaëlle inspireert hen die zuiver van hart zijn en die verzoeken om de kracht van overtuiging, opdat de mensen goed mogen zijn in al hun handelen. Maar zelfs wanneer zij de overtuiging uitsprak, en de mensen de kracht gaf, was het God die via haar mond sprak.
    Nadat de ziel van de man was geïnspireerd door de woorden van Raphaëlle werd deze meegenomen naar de zon. De moordenaars daarin tegen keken elkaar aan, zij hadden zojuist één van hun beste vrienden vermoord. Het stoffelijk overschot van de man verdween in een grote vlammen zee, maar toen de vlammen gedoofd waren en het lichaam verdwenen, bleef er een brief liggen, waarin met gouden letters stond geschreven:

    Gebed van Oscermine aan God
    Verzoek aan de Heilige Raphaëlle,

    O God!
    In wie ik geloof!
    Gij die de gids is van mijn stappen,
    Geef mij de kracht om de grootte van jouw naam te verkondigen,
    geef mij de kracht om de Liefde en Bewondering die ik in mij draag voor U te verkondigen.
    Zendt mij jouw Aartsengel Raphaëlle, opdat zij mij voor mag gaan,
    dat ik niet meer in angst mag leven, maar slechts mag leven in de volle overtuiging.
    Dat mijn handelingen weer de mijne zijn, en dat mijn linkerhand weer de bevelen van mijn rechter volgt.
    Dat ik jouw heilige naam mag verkondigen, en allen uw grootsheid mag tonen.
    Zendt mij Raphaëlle, opdat ik de overtuiging mag vinden.
    U zijt groot!


    Vertaald door Count Rostov


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:07 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Aartsengelen
    « Hagiografie van Sint Sylphaël, de Aartsengel »


    Ik, Nimrod Aggadoth, die de val van Oanylonië heeft aanschouwt en die de goddelijke straf heeft overleefd om deze getuigenis op te schrijven voor volgende generaties, sta op de drempel van mijn leven en daarom wil ik dit gedetailleerde verslag als erfenis achterlaten...


    Het ongelofelijke lot van Sylphaël van Hedon

    In de moeilijke tijden van de stad leefde er een jongeman genaamd Sylphaël van Hedon. Hij wist te schitteren in de samenleving door zijn buitengewone kunsten, maar werd vooral bewonderd vanwege zijn buitengewone vermogen om op elk moment van de dag te genieten van het leven.
    In zijn gezelschap waren altijd twee personen, Colomba de Verlichte en Lucifer Cyclothymia. Maar hoewel deze laatste vooral veel moesten drinken om een tekort op te vullen (wat de aanleiding was tot de beroemde zin: "Wanneer Lucifer drinkt, dweilt Colomba") was Sylphaël de koning van de nachten in Oanylonië. Hij proefde van alle wijnen en wist nog altijd een schitterend concert weg te geven op zijn lier en hij vertelde velen verhalen over Oane. Tegen het einde van de avond zagen wij vaak zijn hielenlikkers kapseisen en op hun rug vallen.
    Vaak was Sylphaël al vroeg in de morgen weer op om nieuwe bronnen van plezier te zoeken samen met Colomba en het was niet ongebruikelijk dat men Syplhaël in de ochtend thee zag maken voor Lucifer die brak en geruineerd op zijn bed te vinden was. "Verwar genot nooit met geluk, mijn arme Luc." Zo doceerde Sylp zijn vriend die nog lag bij te komen en zelfs al gek werd van het gekraak van de windhaan. Lucifer was vaak in een staat van extreme honger om daarna weer over te gaan in een extreme staat van plezier, om daarna te eindigen in een situatie van schuld en depressie. "Je hebt je lichaam heel hard nodig en je voortdurende ontberingen maken het er niet beter op."

    Enige tijd later bezweek Sylphaël voor de charme van Colomba en hij trouwde met haar. Maar ondanks hun geluk waren deze brutale jongeren nog altijd bezorgd over hun vriend die, net als veel andere inwoners van Oanylonië, langzaam afzakte in een bodemloze put. Lucifer hield er vreemde en verontrustende seksuele gewoontes in de nacht op na en hij werd soms geknield, op de top van een zuil, gevonden. Dit alles gebeurde onder het toeziend oog van het Schepsel Zonder Naam.
    Het verval en de duisternis was al door heel de stad bezig toen het uur van Jahs toorn aanbrak.


    De opstand van de gecorrumpeerden

    Het Schepsel Zonder Naam kon gemakkelijk zijn assistenten vinden in hen die het meest verkwistend waren en die met de meest slecht gedachten rondliepen. Zo ook vond hij Lucifer Cyclothymia die hij met ontstellend gemak wist om te praten en bij wie hij angst en obscure ideeën in het hoofd plantte, zoals:
    "Jah laat enkel maar de rijkeren op aarde toe in zijn Paradijs." "Mensen vinden hun eigendom toch wel, daarvoor hebben wij Jah niet nodig" "Eeuwigheid is een lange tijd, vooral tegenaan het einde." De ideeën van het Schepsel werden zo erg dat ze de woede in Lucifer aanwakkerden, wat leidde tot bloedbaden. Op een morgen vond Sylphaël het zielloze lichaam van zijn vrouw, Colomba, in zijn huis. Het droeg duidelijk de sporen van verminking van Lucifer. Op dat moment brokkelde ook de stad rond Sylphaël af.


    De Verleiding

    Twee dagen later, terwijl de verwoeste stad werd ontdaan van zijn inwoners, rende Sylphaël mij tegemoet in een steegje. Zijn huis was bleek. Hij vertelde mij dit verhaal:
    "Op een nacht werd ik wakker en had ik plotseling het gevoel alsof er iemand aan mijn huid zat. Het gewicht zat eerst bij mijn benen en wikkelde zich al gauw om mij heen. Ik werd gegrepen door angst en wilde het bijna uitschreeuwen van angst toen ik plotseling het lichaam naast mij herkende als dat van Colomba, mijn overleden vrouw. Toen ik dat besefte werd ik overweldigd door een groot gevoel van tederheid en wilde ik naar haar toe buigen, maar toen wist ik dat het gebeurd was. Het gevoel van tederheid was plotseling weg. In plaats daarvan veranderde haar gezicht in iets gruwelijks en het greep mij stevig beet. Ik voelde een oncontroleerbare pijn. Ik moest alle kracht in mijn lijf gebruiken om mij te verzetten tegen deze gruwel. Ik was volledig verlamd door de pijn en de angst en ik kon mij nauwelijks bewegen. Het leek wel alsof ik in een bankschroef geklemd zat. Na een aantal seconden, die wel minuten leken, wist ik de olielamp te bereiken (ik had enkel maar de gedachte dat ik licht nodig had om uit deze greep te komen), maar ik kon geen vlam krijgen.

    Toen, volledig in paniek, worstelde ik met al mijn energie tegen de greep. ik dacht dat ik ging sterven. Telkens bleef ik maar schreeuwen "Ga weg" en zette ik een ononderbroken litanie in om de kwade krachten te verdrijven.

    Ik kon mijn hartslag in mijn pols voelen en ik voelde hoe deze sneller begon te kloppen. Het leek welhaast of mijn hart ging ontploffen. Toen ik eindelijk de olielamp aankreeg voelde ik hoe de greep op mij verslapte en was de gruwel verdwenen. De rest van de nacht heb ik nagedacht over deze poging van het Naamloze Schepsel om mij in zijn macht te krijgen en over hoe ik versteend was van angst. We moeten accepteren dat Jahs toorn over ons en onze stad komt en wij moeten deze vernietiging niet veroordelen. Daarom zal ik mij voegen bij de groep van de deugdzamen.
    "Vergeef mij, mijn vriend",

    zei ik,

    "maar hoe kun je hopen dat plezier een deugd is die je bij Jah zal brengen?"

    Hij antwoordde mij:

    "Maar het is juist door dit plezier dat Jah ons duidelijk maakte dat het leven liefde is en dat de liefde het leven is."

    Zo vertrok hij, zonder woning, en ging hij Oanylonië door om allen te verzamelen die zich bij de deugdzamen wilden aansluiten en leidde hij hen naar de Zevende Poort. De stad Oanylonië was gebouwd als een wijzerplaat met acht poorten. De westerlijke poort was de Zevende Poort. Bij die poort draaide ik mij nogmaals om naar Oanylonië en zag ik Sylphaël de stad inlopen, de zonsondergang tegemoet. Dit was de laatste keer dat ik hem zag. Vol laf verliet ik, zonder geld en zonder baggage, de stad voordat de totale chaos losbarste. De chaos tussen de deugdzamen en de gecorrumpeerden. De vluchtelingen die ik later tegenkwam spraken allemaal over een bepaalde gebeurtenis. De stad werd verzwolgen door een enorme aardbeving en de aarde leek zich in tweeën te splijten toen velen zeven silhouetten zagen opstijgen naar de Zon. Sommigen konden mij vertellen dat Sylphaël één van hen was. Ik was blij met de gedachte dat Sylphaël eindelijk de bestemming had bereikt die hij al heel zijn leven had uitgestraald.

    Terwijl ik mijn laatste adem aan het uitblazen ben probeer ik nog eenmaal de grote stad voor mijn geest te halen. Hopelijk denkt de mensheid altijd na over de straf die over deze eens zo prachtige stad is gevallen en hopelijk leert de mensenheid van het voorbeeld van zoveel rechtvaardigen die met trots naar de Zon zijn gegaan.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:09 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Demon-Prinsen
    « Demonografie van Asmodée »


    Een vroegrijp kind

    Lang geleden in een dorp genaamd Samarra, een klein boerendorp niet ver van Oanylonië, werd een kind geboren die door zijn ouders Asmodée werd genoemd. Hij was sterk en vol leven. Zijn ogen waren diepzwart en betoverend. Zijn gezicht was beeldschoon en hij kon zelfs met een engel vergeleken worden. Groot was dan ook de verrassing van zijn ouders bij de constatering van een misvorming aan het lichaam van dit kind. Omdat ze niet wisten wat deze misvorming was, maar het toch ongebruikelijk voor hun leek, besloten ze te gaan naar de oude genezer Gideon. Deze was ver weg gaan wonen, weg van de mensen.

    Op het laatst van zijn leven was hij een verschrompelde oude man geworden, echter was zijn geloof in Jah al die jaren intact gebleven. Hij nam de kleine Asmodée uit de armen van zijn moeder en plaatste hem op de tafel om langzaam zijn luier te verwijderen. Ook hij was met stomheid geslagen door wat hij toen zag. Het kind was niet van één bepaalde sekse, maar van twee! Het was zowel vrouwelijk als mannelijk. Hij wendde zich vervolgens tot de ouders:

      "Je hebt het leven geschonken aan een ongewoon wezen. Dit is buiten mijn vaardigheden. Ik weet niet of dit een bericht is van de Almachtige of..."


    Hij kon zijn laaste zin niet afmaken. Behendig kleedde hij het kind weer aan en gaf het terug aan het echtpaar dat nog altijd op een antwoord stond te wachten.

      U moet hier niet meer terugkomen met dit kind. Ik adviseer u om u te wenden tot Jah en tot Hem te bidden, keer op keer... Want enkel als u Hem liefhebt kunt u dit kwaad terugdraaien."


    Met angst en zorgen keerde de kleine familie terug naar huis. Het was in deze sfeer dat het kind opgroeide.

    Zodra hij kon lopen begonnen de problemen voor de vader en de moeder. Asmodée was dol op het observeren van de dieren in de achtertuin. Hij was verbaasd over hoe de dieren zich iedere dag voortbewogen, hoe ze aten en hoe ze de meest curieuze geluiden voortbrachten. Maar hij was vooral gefascineerd over de manier waarop ze paarden. Dat zorgde altijd voor grote emotie bij hem en hij uitte dezelfde kreten als de dieren om ze zo aan te zetten tot hun paringsgedrag. Ook klapte hij in zijn handen wanneer hij een geit of een stier tekeer zag gaan. Hoewel zijn vader op hem schold, hem bedreigde en sloeg hielp niets.

    Op zijn vijfde jaar probeerde hij een aantal "experimenten" op dieren. Hij wist nu ook de gewoonten van de soorten die om hem heen leefden. Hij besloot om de natuurlijke orde der dingen te veranderen en plaatste een hond op een zeug of een kat op een eend. Een wrede schade werd door al dit experimenteren teweeggebracht, maar de jonge Asmodée was vol enthousiasme.

    De openbaring

    Op zijn tiende leeftijd, tijdens het bijwonen van de oogsten in juli, deed zich een gebeurtenis voor die zijn leven volledig veranderde. Het was aan het einde vand e dag, de boren waren bijna allemaal naarhuis. Hij was alleen in een gebied te midden van stapels hout dat vakkundig was opgeboren. Hij keek naar een aantal kevers die aan het paren waren. Plotseling werd zijn aandacht afgeleid door een rauw geluid dat het best omschreven kan worden als een slijpend geluid. Aangetrokken door de vreemde geluiden besloot hij om het geluid zo onopvallend mogelijk te benaderen. Daar ontdekte hij iets dat hij nog nooit eerder had gezien: een man en een vrouw, helemaal naakt, verstrengelde lichamen vol met sensualiteit en in houdingen die hij gewend was te zien in dieren. Hij verstopte zich en probeerde zo lang mogelijk te blijven kijken. Hij voelde zeer bijzondere gevoelens en emoties in zijn lichaam door dit schouwspel.

    Bij thuiskomt deed hij heel de avond geen oog dicht en werd zijn geest volkomen verteerd door wat hij gezien had.

    De volgende ochtend voelde aan alsof hij was herboren. Hij keek nu op een heel andere manier naar meisjes en jongens van zijn leeftijd. Als was het een grondwet werd hij door beide geslachten evenveel aangetrokken. Hij deed het met alle jongens en meisje van zijn dorp, de mooie en lieve, de kleine en grote, de arme en rijke.

    Zijn methode was, op zijn zachts gezegd, zeer onorthodox. De aanpak was vaak brutaal, ook vaak zeer geweldadig en het eindigde meestal in een sloot of een beek. Hij worstelde met zijn partner, hij schreeuwde, krabte, beet en sloeg om vervolgens al rollend in de sloot te belanden. De partner verloor niet zelden een stuk broek of jurk aan deze uitspattingen. Deze handelingen werden tijdens een volledige week herhaald. Aan het einde hadden veel dorpelingen gehoord over deze uitspattingen en waren woest over dit onaanvaardbare gedrag. Ze bestormden de familieboerderij maar faalden om het kind te pakken te krijgen. Asmodée vluchtte zonder nog terug te keren.

    Aankomst in Oanylonië

    Oanylonië was op dat moment de grootste stad die de Aarde ooit gekend had. Het bood onderdak aan waarschijnlijk meer dan een miljoen mensen. Maar apathie had de harten en zielen gewonnen van de mensen in de stad en had hun ziel beschadigd. De meerderheid van de mensen had zich afgekeerd van Jah. Tegen deze achtergrond kwam de jonge Asmodée aan in deze stad, zonder geld of werk.

    Dagen en dagen zwierf hij door de straten enkel maar levend van diefstal en bedelen. Hij sliep nachten op de vloer van een stad die hij verafschuwde en verachtte. hij was zo vuil als een luis, vies als een geit en zijn stappen leidden hem per toeval in een wijk van de stad die anders was als andere wijken. Vrouwen verkochten hier hun kuisheid aan mannen die kleine pleziertjes zochten. Sommigen waren nog jong en fris, anderen waren vervallen door het "werk" dat zij deden. Hij zag één van hen, een roodharige sterk en gemiddelde rondborstige. Hij naderde haar en stak zijn hand uit alsof hij een verboden vrucht wilde plukken. Hij kreeg echter een ferme tik op zijn handen en hij werd aan zijn leeftijd en fysieke conditie herinnert.

    De vrouw begon op een snelle, droge toon tegen hem te spreken:

      "Je bent zo vuil als een luis, en mag jij hier wel komen? En hoe zie je eruit? Gehuld in een vies vod, ik geef je een week en dan ben je in je eigen vuil gestorven."


    Vervolgens barstte ze in een schelle lach uit en zette beide handen op haar heupen en alle omstanders om haar heen deden mee. Ze bukte zich een beetje om beter naar Asmodée te kijken en nam zijn kin in haar handen:

      Maar ik moet je zeggen, je ogen zijn verdomde mooi. Als je wat ouder was geweest had ik het best met je kunnen d...


    Ze kon haar zin niet afmaken. Gelijk een slang op zijn prooi had Asmodée zijn lippen op de hare gedrukt en had ze zich uit verbazing teruggetrokken. Een andere vrouw, grover als de eerste sprak:

      Zo is het genoeg! Kom met me mee naar binnen, dan zal ik u twee of drie dingen leren over de geschiedenis van het leven


    De kamer waar Asmodée naartoe werd genomen was donker en had geen ramen. De kamer werd slechts verlicht door fakkels die op elke hoek van de kamer waren opgehangen. Verder lag er een matras dat gevuld was met stro en dat diende als bed en waar al velen op gelegen hadden. Op de muren zag Asmodée allemaal erotische scenes afgebeeld en hij kon zijn ogen niet geloven. Overal zag hij naakte vrouwen en mannen in soms acrobatische posities, bijna surrealistisch. Hij bedacht zich dat hij nog veel had te leren.

    De vrouw betrapte hem op het kijken naar de scenes. Ze kleedde zich langzaam voor hem uit en liet haar overvloedige vormen en lelijke bobbels aan hem zien. Toen begon ze het kind uit te kleden, maar toen ze bij zijn broek was aangekomen slaakte ze plotseling een kreet bij het zien van de seksuele afwijking waar Asmodée mee geboren was.

      Er ligt een mooie toekomst voor u in het verschiet!


    En het was op die dag dat Asmodée definitief zijn onschuld verloor.

    De stad zinkt in het verderf

    Asmodée woonde vele jaren samen met de vrouw en hij werd steeds meer haar minnaar. Af en toe deelde hij met haar het bed maar ook met veel van haar klanten. Hij werd bijzonder gevaarlijk en steeds actiever naarmate zijn lichaam groeide en alles vorm nam. Zo kreeg hij veel vrouwen die vielen op het lichaam dat hij had gekregen van het werken op de boerderij en liet hij voor hen zijn prachtige zwarte haren groeien, maar kreeg hij ook veel mannen uit de kleren. Hij was het focuspunt van seksuele uitspanningen in de wijk binnen Oanylonië.

    Zijn faam was zo groot dat hij op een dag werd geïntroduceerd aan het hof van de koning van Oanylonië. Deze man was het toppunt van slechtheid. Hij was hebzuchtig, gierig en oneerlijk. Hij werd omgeven door een veelheid aan vrouwen en hovelingen. Hij liet orgie op orgie plaatsvinden en bij elke orgie werd er uitbundig gedronken. Jah had het pand al vele jaren geleden verlaten. De koning had gehoord over deze mysterieuze jongeman die in staat was ongekende gevoelens bij mensen op te wekken. Het was om die redden dat hij de jongeman had ontboden. Asmodée kwam op die dag de eetzaal binnen en zag dat alle tafels en stoelen vernietigd waren en dat er lichamen op de grond lagen. De meeste van de lichamen waren naakt en met elkaar verweven, gevouwen en geketend door plezier. Slaven, ook naakt, waren met zowel mannen als vrouwen bezig en zij brachten alles met zich mee om seksuele genoegens te verkrijgen.
    Toen de koning Asmodée de kamer zag binnentreden duwde hij op één of andere manier een half dozijn dronken mensen aan zijn zijde weg. Hij stond op en keek recht in de ogen van Asmodée. Om de koning heen werden steeds meer mannen en vrouwen zich bewust van het schouwspel en stopten met hun werk om vervolgens hun ogen te richten op de nieuwkomer. Een stilte daalde neer.

    Asmodée naderde. hij droeg een witte jurk, die contrasteerde met zijn diepe zwarte ogen en donkere kleur haar. Langzaam ontblootte hij zijn schouders en bracht het kledingstuk naar de grond zonder enige schaamte. Hierdoor werd zijn volledige anatomie zichtbaar. Hij liep door de kamer en verschillende mensen gingen voor hem uit de kant. Hij liep naar de koning die zwijgend stond toe te kijken en sprong vervolgens brutaal op de koning. Mensen slaakten een kreet en het spel ging verder. Men voelde zich bevrijd.
    Asmodée werd de minaar of minnares, afhankelijk van de visie die de koning had, van de koning. Asmodée' sesksuele energie kende geen grenzen meer. Nog belangrijker was dat deze daad van zonde in de bovenste lagen van de samenleving werd begaan, zodat alle onderliggende lagen ook geïnfecteerd raakten.
    In de huizen, de straten, in de goten of in de velden, alles en iedereen werd losbandig door wellust. Schaamteloosheid maakte plaats voor de deugd en het geloof. Omdat de mensen Jah waren vergeten gaven zij zich volledig over aan alle geneugten.

    De verwerping

    Het was het Wezen dat waarschijnlijk veel meer dan alle anderen heeft genoten van het verval van de stad. Van Jah had hij geen naam gekregen en daarom genoot hij nog meer bij het zien van het verval van de goddelijke stad. Het was toen dat de hemelen zich vulden met donkere wolken en er een sterke wind opstak. De Allerhoogste sprak tot de mensen:

    Ik gaf jullie Mijn Liefde, maar jullie luisteren liever naar de woorden van het schepsel dat niet genoemd mag worden. Jullie voorkeur gaat veel liever uit naar de wereldse genoegens in plaats van naar Mijn Liefde. Ik heb voor jullie een plaats geschapen, een hel, die ik geplaats heb op de Maan en waar jullie een eeuwigheid van kwellingen en lijden zullen ervaren voor jullie zonden. In zeven dagen zal ik uw stad in vlammen doen dompelen. En degene die achterblijven zullen de eeuwigheid doorbrengen in de hel. Ik ben echter grootmoedig en ik zal degene die boete doen opnemen in mijn Paradijs op de Zon."

    Door deze verschrikkelijke woorden durfden de mannen en vrouwen niet meer te spreken, noch te bewegen. Allen waren bang voor hun lot. Velen besloten om te vluchten uit de vervloekte stad. Maar het Schepsel Zonder Naam, personificatie van het kwaad, was zo sluw en listig dat hij besloot in te grijpen. Hij koos zeven mannen die ieder op hun eigen manier de donkere genoegens van de mensheid met zich meedroegen. Asmodée was één van hen. Hij werd overtuigd door de woorden van het Schepsel dat Jah nooit actie zou ondernemen en dat deze daad enkel maar een daad van jaloezie was geweest. Door zijn greep op de koning kon Asmodée zich tot de koning wenden om veel van de mensen te overtuigen toch vooral door te gaan met het plezier en de losbandigheid.

    Toch verzamelden velen zich ook rond een vrouw die Raphaëlle werd genoemd en die de geest van Jah met zich meedroeg. Ze behoorde tot de groep van zeven mannen en vrouwen wie de ogen was geopend door de boodschap van Jah en in wie nu de geest van Jah schuilde. Ze reisde door de stad en predikte de boodschap van berouw en stond daarom lijnrecht tegenover Asmodée. Ze was hartstochtelijk overtuigd van haar waarheid en zorgde ervoor dat veel zielen de waarheid weer zagen. Maar de meerderheid van de mensen gaf de voorkeur aan de terugkeer naar de zonden. Zeven dagen later, was er een enorme aardbeving die de stad met een enorme kracht liet beven. De bodem scheurde open. Grote openingen verschenen en van daaruit stroomden vlammen de straten van Oanylonië in. In een paar tellen verdween Oanylonië in de diepte van de Aarde. Jahs toorn had de stad van de onreinen hard getroffen.

    Alle doden kwamen vervolgens voor de Allerhoogste. Raphaëlle en zes anderen werden Aartsengelen en de mensen die hen gevolgd hadden werden Engelen.

    Asmodée en de zes andere mannen die gekozen hadden voor het Schepsel Zonder Naam werden naar de Maan gestuurd. Daar werden ze geplaatst in een koude, levenloze en permanent mist. De lichamen van de zeven mannen kronkelden en draaiden en vervormden in afschuwelijke wezens. Asmodée' hoofd werd dat van een slang en hij werd voorzien van vier paar borsten met een fallus die de lengte had als die van een olifant. Hij moest deze voortdurend over zijn schouder gooien om er niet over te struikelen of er op te trappen. Wellustige insecten werden enorm en pijnigden dag en nacht de ongelukkigen die op de Maan waren geworpen. Zo was hij veroordeeld tot een eeuwig leven op de vlaktes van de hel.

    Ter herinnering hadden sommigen van de overlevenden van de ramp die Oanylonië had getroffen de woorden van Asmodée opgeschreven om zichzelf eraan te herinneren deze woorden te wantrouwen:

      - Van alle seksuele verboden, is kuisheid de ergste
      - Een seksueel voldane vrouw is veel meer open
      - Wij moeten de mensen leren hun seksuele driften te gebruiken zoals zij een lepen en een vork gebruiken.
      - Seksuele liefde is net als nieuw eten leren kennen. Men moet het gewoon proberen.



_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:10 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Demon-Prinsen
    « Demonografie van Azazel »


    Zijn komst in de wereld, toen al een breuk...

    Azazel werd geboren in Oanylonië, dat toen al een erg lange geschiedenis als rijke en welvarende stad had. De bewoners leefden in rijkdom en keerden zich steeds meer af van de Allerhoogste en de ondergang leek toen al onvermijdelijk. Zijn ouders, op de leeftijd van veertig en niet meer in staat om kinderen te krijgen, besloten om een kind te kopen. Ze waren al 22 jaar kinderloos en voelden dat het nu tijd was om een kind te nemen. Celine en Rene gingen naar een zwangere vrouw en vroegen haar om haar kind af te staan. Ze beloofden dat het kind in een betere omgeving zou opgroeien. De jonge vrouw, wiens man was gevlucht met een mooie verleidster, ging uiteindelijk schorvoetend akkoord met het voorstel van het echtpaar. Zo werd Azazel, die eigenlijk arm geboren had geworden, opgenomen ine en wereld vol weelde en liefdevolle maar veeleisende ouders. Echte ouderlijke liefde kenden ze niet.

    Azazel werd was al heel gauw op zichzelf aangewezen. Zijn ouders besteden weinig aandacht aan hem en lieten hem vrij... In ruil voor? Toegang tot alles. Het kind genoot als een koning en kende geen grenzen. Hoewel de natuur bij zijn geboorte nog zwak en hulpeloos is, was hier bij Azazel niets van te merken. Hij kreeg al vroeg de bijnanaam hebberig omdat hij alles wilde hebben en ook alles kreeg omdat hij zijn omgeving en metgezellen angst aanjaagde. Zijn rondingen groeiden al heel gauw en het vetgehalte in de vingers van de jongen groeide uit tot bijna monsterlijke omgang. Zijn huid droop van het vet bij elke zonnestraal die zijn huid raakte en mensen aan wie hij de hand schudde werden misselijk van zijn aanblik. De blik in zijn ogen en de glimlach die hij aan mensen schonk was vijandig en minachtend en het was voor Azazel dan ook moeilijk vrienden te maken. In tegendeel, Azazel was alleen en zo wilde hij het ook. Hij groeide in de eenzaamheid en zijn brutaliteit werd enkel maar erger. De blikken van anderen lieten hem onverschillig. Hij at zelfs nog meer. En als hij iets anders wilde dan gebeurde het ook, of het nu moeilijk was of niet. Hoe meer Azazel groeide, hoe meer kracht hij kreeg. In een paar jaar tijd vertienvoudigde zijn kracht en bezat hij als kind al de kracht van Hercules. Het nadeel van deze kracht was echter dat hij weinig tijd had om te leren en hij daarom dom en zwaar was.

    Apathie regeerde in het huishouden. De gevolgen waren rampzalig voor Azazel. Hij kreeg pas zeer laat te horen over Jah en Oane en hij begreep daarom ook niet waarom de Almachtige de wereld had geschapen en waarom hij de mens tot Zijn Kinderen had benoemd. Hij vond de Almachtige oneerlijk omdat deze de mensen wilde korthouden en wilde voorkomen dat men de genoegens van perversie, sadisme en spot leerde kennen.

    Minachting van het geloof en het afzweren van de beginselen van de deugd

    Op een dag, toen Azazel datgene deed waar hij goed in was, namelijk eten en drinken, aan een tafel op een terras van een kleine winkel ontmoette hij een dienaar van Oane. Deze dienaar was verbaasd over de leefwijze van de fanatieke Azazel en het volgende gesprek vond plaats:

      Dienaar van Oane: "Mijn jonge vriend, kan ik aanschuiven aan uw tafel?"

      Azazel: "Natuurlijk, eet en geniet."

      Dienaar van Oane: "Bedankt, maar ik heb net gegeten en ik heb genoeg."

      Azazel: "En voor uw plezier? Neem en geniet, want dit zijn heerlijke gerechten"

      Dienaar van Oane: "Mijn kind, je weet dat je hier zwakte toont? Wil je jezelf niet bekeren? Want weet dat hebzucht de mannen en vrouwen van de verenigde landen zal "breken"."

      Azazel: "Mij bekeren? Waarom zou ik dat doen? Kijk om je heen. Iedereen gaat zijn gang zonder zich te bekommeren om anderen. Wie ben jij dan om mijn eetlust te beoordelen? Wat een verspilling van je tijd."

      Dienaar van Oane: "Dit is zeker geen verspilde tijd. Want van uw bescheidenheid hangt uw toekomst af in het koninkrijk van de Allerhoogste."

      Azazel: "Je lijkt iets te vergeten, dienaar van Oane. Het koninkrijk van de Allerhoogste draait om matigheid en bescheidenheid, maar dat wil ik niet. Zodra ik opsta wil ik eten zoveel ik wil. De hele dag lang wil ik mijzelf in voedsel wentelen en wil ik verzadigd zijn. Verlangen is de grootste vreugde voor mij."

      Dienaar van Oane: "Maar..."

      Azazel: "Genoeg! U begint mij te irriteren en ik wil niet langer mijn plezier laten bederven door te luisteren naar uw onzin."

      Dienaar van Oane: "De barmhartigheid en het geduld van de Allerhoogste hebben ook zijn beperkingen. Denk daar aan als je jezelf in de toekomst nog meer wilt martelen."

      Azazel: "Het zij zo. Deze wererld en zijn principes zijn mijn paradijs. En geloof me, het vervuld me met alles wat ik verlang. Uw Allerhoogste kan niet op tegen zo een gevoel. Maar als u hem ontmoet, vertel hem dan dat ik een tafel voor hem reserveer."

    Na dit gesprek ging de dienaar van Oane geschokt prediken tegenover verschillende gelovigen. Onder hen was zijn broer Georges en een meisje... Galadrielle. De dienaar predikte: "Ik zeg u, mijn vrienden... Oanylonië zal zijn laatste dagen hebben gezien. Jah zal u niet verlaten maar zal de mensen straffen die in zonde hebben geleefd. Het kan zo niet langer. Het is ondenkbaar. De vraatzucht heeft mij overtuigd van dit idee en heeft mijn twijfels weggenomen."

    Dienaar van het Schepsel Zonder Naam

    Na de dood van zijn ouders erfde Azazel een aanzienlijk fortuin. Dit fortuin leidde tot een nog groter leven van losbandigheid en corruptie bij de jongeman. Hij organiseerde grootse feesten waarbij alle jonge burgers van de stad aanwezig waren. Er was voor allen wat wils. Zo was er ondeugd en losbandigheid in alle vormen en maten. Er waren orgieën die de hele nacht doorgingen en er werd gedronken en gegeten zoveel men kon. Langzaam verstreek de nacht en brak een nieuwe dag aan, maar ook toen ging het feest nog door. Iedereen gaf zich over aan de genoegens van het feest en iedereen vergat de bescheidenheid en onthouding. Zo kreeg het Schepsel Zonder Naam vat op allen. Slechts een paar trouwe gelovigen verzetten zich, maar bijna iedereen viel onder zijn macht.
    Door deze feestelijkheden raakten de universiteiten langzaam leeg. Het werk werd in de steek gelaten en de schaamte werd weggedronken of gegeten. Bij problemen werden Azazel en zijn volgelingen gevraagd om alles in het werk te stellen om de dagelijkse sleur te verjagen. Het Schepsel Zonder Naam maakte van Azazel zijn werktuig om het kwaad te verspreiden en om alles te doen om de deugd te ondermijnen en een klimaat te scheppen van zonden.

    De strijd en de ontbering

    De Allerhoogste liet zijn toorn over de stad neerkomen en over het kwaad dat in de stad was. De strijd duurde zeven dagen en de strijd was hard en ongenadig. Het kwaad overschatte echter zijn krachten en na een paar gevechten verloren zijn de strijd. Azazel had in deze strijd een titanische kracht. Door zijn slagen raakten de dienaren van de Almachtige in de problemen en zijn woede kon enkel maar geëvenaard worden door de moed die de vrome "ridders" van Jah tentoonstelden. De strijd was in het voordeel van Azazel en het kwaad beslecht als zijn mannen niet met angst en lafheid zich hadden teruggetrokken toen zij de zeven Aartsengelen zagen naderen.
    In de steek gelaten door iedereen zette Azazel toch de strijd voort maar uiteindelijk moest hij zich op de zesde dag dan toch gewonnen geven. Met behulp van ketens die door de Almachtige zelf waren gesmeed werd de prins van de gulzigheid voorgeleidt aan de Almachtige.

    Azazel: Butler en sommelier van de hel

    Azazel werd, toen hij verslagen was, voorgeleidt aan de Allerhoogste. De veelvraat bewees op geen enkele wijze zijn nederigheid en in zijn brutaliteit keek hij de barmhartige recht in de ogen en sprak:

      Berouw tonen? Ik? Ach luister dan maar naar mij oh heerlijke, zeer-hoge. Ik kom tot u, verslagen en geketend en de overwinning is aan jouw vandaag. Maar zelfs als u mij terugstuurd zal ik nog altijd vechten voor het Beest Zonder Naam. De verliezer geniet nog altijd van een overwinning op jouw, want ik zeg u, ik zal nooit opgeven. Mijn strijd samen met het kwaad is mijn plezier en mijn lot. En als jouw dat nog altijd niet overtuigd, luister dan naar dit:

      Ik zal alle beweringen van Jah ontkennen.
      Ik geloof in jouw als de schepper van de hemel en de aarde.
      Maar ik verwerp elke aanspraak die je op mij maakt
      Want er kan geen rechter zijn.

      Ik beloof mijn loyaliteit en haat tegen uw wil.
      Ik streef naar een wereld van losbandigheid waar iedereen mag doen wat hij wil
      Ik verwerp uw waarden
      Want u dwingt ons iets te doen tegen onze wil.

      Laat mijn knechten u de ogen openen
      Laat mijn knechten aan iedereen uw manipulatie tonen
      Oh, ik beloof hier voor u
      Dat ik zal vechten voor uw ondergang.


    Na deze woorden stond de Almachtige op en in al zijn schoonheid en pracht wierp hij Azazel terug naar de Maan.

    Daar veranderde langzaam het lichaam van Azazel in een onbeschrijfelijke vorm. Het lichaam van Azazel werd een enorme massa van het kwaad. De grote butler en sommelier moest uiteindelijk alle gevallen zielen dienen. Tot in de eeuwigheid.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:14 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Demon-Prinsen
    « Demonografie van Belial »


    PLACE HOLDER


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats


Dernière édition par Alexei Kosygin le Mar Déc 22, 2020 5:20 pm; édité 1 fois
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:15 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Demon-Prinsen
    « Demonografie van Beëlzebub »


    Geboorte en kindertijd van Beëlzebub


    Lang voordat hij afdaalde in de afgrond van de zonde, meegesleurd met de overblijfselen van Oanylonië, werd Beëlzebub geboren als zoon van Grodass en Irénée. Met een gewicht van bijna zes kilo kwam hij met twee voeten ter wereld. Het kind was zo zwaar en zo monsterlijk groot dat zijn moeder het met de dood moest bekopen. Ze kreeg een ernstige infectie, waardoor ze uiteindelijk het leven liet. Zijn vader, Grodass, was alom bekend vanwege zijn goede karakter en de producten die hij voortbracht. Hij wist echter niet hoe hij dit kind moest grootbrengen, aangezien zijn vrouw vooral verantwoordelijk was geweest voor de opvoeding van de kinderen. Daarom besloot hij om een au pair te nemen voor Beëlzebub en zijn twee broers, Pimpon en Guignol. Deze twee broers lachten als gekken toen zij het kleine monsterlijke schepseltje zagen. Beëlzebub werd door een mollige vrouw, genaamd Rita, opgevoed. Ze had geen goed woord over voor het kind dat ervoor had gezorgd dat zijn moeder in het kraambed was gestorven. Ze voorzag grote problemen in de toekomst en maakte het leven van Beëlzebub daarom hard en moeilijk. Later trouwde zijn vader met deze Rita. Wat betreft zijn vader, deze gaf hem ook al weinig genegenheid, omdat hij vaak op het veld te vinden was.

    Rond zijn achtste levensjaar was Beëlzebub, volgens zijn stiefmoeder, oud genoeg om samen met zijn vader het land te gaan bewerken. Zijn vader nam hem daarom iedere dag, of het nu regende, sneeuwde of winderig was, mee naar het veld om hemd aar de basis principes te leren van de landbouw. Zijn vader was nooit gierig met advies en hij wilde zijn kind zien opgroeien tot een succesvol boer. Hij leerde zijn zoon onder andere:

      - "Zie je, mijn zoon. Gebruik altijd elke korrel graan, want alles is waardevol en bruikbaar."
      - "Gebruik altijd je verdomde hoofd! Je moet leren om handel te kunnen drijven en om dingen te kunnen verkopen. Er is geen ruimte voor onnodige rotzooi in dat hoofd van jouw!"
      - "Vergeet niet dat als je de beste wilt zijn, je hiervan overtuigd moet zijn."
      - "Denk niet aan hoe anderen over je denken, want jij bent de enigste die over jezelf beslist!"
      - "Het leven is als een cassoulet van bonen, het is smakelijk en erg voedzaam!"


    Vandaag de dag klinken deze begrippen als vreemd, maar het was de dagelijkse werkelijkheid voor het jonge kind. Het was vanwege deze lessen dat Beëlzebub al vroeg de klappen van de zweep leerde kennen en dat hij al heel gauw de handel beheerste. Hij leerde hoe je goede winst kon maken en hij probeerde altijd in een goed blaadje bij zijn vader te komen. Deze zag hem dan ook als een veelbelovende opvolger en hij vertelde dit ook altijd met trots op de markt, wanneer hij vruchten stond te verkopen, dat zijn zoon hem eens zou opvolgen wanneer hij zou sterven. Hierdoor riep Beëlzebub de jaloezie en de vijandigheid van zijn twee oudere broers over zich af. Deze bespotten hem en deelden aan hem klappen uit als ze hem zagen. De jonge Beëlzebub kweekte op die manier een zelfbeeld van trots en hoogmoed omdat hij zich beter achtte dan zijn broers omdat deze hem vervloekten omdat hij zo goed was. Hoe ouder hij werd, hoe meer hij naar zijn vader toetrok en hoe meer hij vervreemde van Pimpon en Guignol. Zo werd hij voor zijn vader een prins en voor zijn broers een doodsvijand. Beëlzebub dacht enkel maar aan de toekomst en werd onverschillig tegenover zijn familie. Enkel voor zijn vader had hij de hoogste achting.


    Opkomst en toetreding tot het fortuin


    Op zijn vijftiende was zijn vader Grodass oud en versleten. Het onvermoeibare en harde werken van de afgelopen jaren hadden hem uitgeput. Hij riep daarom Beëlzebub bij zich en sprak:

      - "Mijn zoon, ik ben oud en ik ben moe... kijk naar mij, ik loop gebogen als een oud wijf en ik kan niet meer genieten zoals ik dat deed in mijn beste jaren. Jij bent de enige in de familie die kan voortbouwen op wat ik al die jaren heb opgebouwd. Dit land, mijn land, zal van jouw zijn, en je broers die samen met je zijn opgegroeid zullen je helpen. Ik heb vertrouwen in je. Jij weet hoe je het beste de tarwe en het maïs kunt verkopen."


    Beëlzebub was er trots op dat zijn vader alles aan hem naliet en niet aan zijn tien jaar oudere broers. Hij kon het niet nalaten om te vragen:

      - "Maar vader, wat gaat u nu doen? Gaat u mij ook verlaten zoals moeder dat heeft gedaan?"


    Grodass wilde, voor zijn dood, nog altijd grote reizen gaan maken en hij legde dit aan zijn zoon uit. Hij vertelde hem dat hij het ouderlijk huis voor altijd ging verlaten. Voor zijn afscheid zou hij Beëlzebub en zijn broers nog een brief geven. Niemand weet echter wat er in die brief stond, omdat niemand meer iets van Grodass heeft vernomen. Hij verdween, net zoals Oanylonië verdween. De jonge Beëlzebub wachtte tot zijn vader het ouderlijk huis had verlaten en verscheurde toen de brieven die hij van zijn vader had gehad. Hij wist namelijk dat zijn broers de mening van hun vader niet zouden begrijpen. Ook besloot hij dat het tijd was om een man in te huren die hem en het huis zou beschermen tegen zijn broers. Hij vond, door een paar relaties aan te spreken, de perfecte man. Een bevrijdde slaaf uit het noorden. De slaaf was zo groot als een boom en zo sterk als een rots. Hij had overal littekens en noemde zichzelf Astaroth.

    Toen Pimpon en Guignol terugkeerden bij het huis vonden ze de deur gesloten. Beëlzebub verscheen met de lijfwacht naast zijn zijde en met een felheid beloofde hij hen het volgende:

      - "Uw pad is geblokkeerd! Het huis en het land zijn nu van mij en enkel van mij! U hebt mij geschoffeerd tijdens mijn kindertijd en nu zal ik u daarom straffen. Ik zal u niets geven! Geen van jullie krijgt iets omdat jullie al genoeg hebben geprofiteerd van de vruchten van de arbeid van onze vader. Dit is nu mijn eigendom en jullie moeten nu verdwijnen! Mocht u onverhoopt toch blijven of een voet op dit erf wensen te zetten dan zal Astaroth u het leven ontnemen! Dat zweer ik!


    Beëlzebub gaf een teken aan Astaroth die de twee mannen naderde sloeg hen hardhandig in elkaar en wierp hen daarna van het erf. De twee broers hadden geen kans. Zo begon de beklimming van Beëlzebub. Hij maakte gebruik van wat hij geleerd had en verving zijn broers voor werknemers die hij op de markt had gevonden. Hij betaalde de werknemers slecht, omdat hij wist dat hij toch wel aan mankracht kon komen. Zijn velden leverden veel oogst op omdat hij een kenner was van de gewassen en hierdoor verdiende hij grof geld. Maar nog was dit niet genoeg, daarom spaarde en spaarde hij en gaf enkel wat uit als het echt noodzakelijk was. In de loop van de jaren besloot hij om meer landen te kopen en werd zo een grootgrondbezitter. Hij was een harde zakenman en verkocht zijn producten voor de best mogelijke prijzen. Zijn inkomsten bewaarde hij in een grote koffer en gaf niet meer uit dan strikt noodzakelijk. In bijna tien jaar toonde Beëlzebub geen genade en ontwikkelde hij een enorm ego. Aan iedereen in Oanylonië vertelde hij dat hij als enige in staat was het beste zaad en de beste oogst te verkrijgen.



    Aan het begin van de dertig bezat Beëlzebub meer als de helft van alle graangewassen in Oanylonië en zijn geld groeide uit tot een enorm fortuin. Waar anderen genoten van hun rijkdom verbood hij iedereen aan zijn geld te zitten. Met zijn trouwe Astaroth aan zijn zijde werd hij gevreesd, benijd en geëerbiedigd in de stad. Maar er waren er ook die de wenkbrauwen fronsten. Zo kwamen er iedere maand een aantal leiders van de gemeenschap om aan Beëlzebub te vragen of hij een deel van zijn bezittingen wilde afstaan aan de allerarmsten in de gemeenschap. Beëlzebub zei tot hen:

      - "Wat! Mijn fortuin verkwisten? Ik heb niet zo hard gewerkt om anderen te laten meeprofiteren van mijn fortuin! Ik ben begaafd en mijn gewassen zijn de beste! Ga uit mijn huis en vertel het aan iedereen. Ze zullen geen cent bij mij krijgen!"


    Iedere keer dropen de afgezanten teleurgesteld en teneergeslagen af en rapporteerden dit aan hun gemeenschap en velen begrepen niet waarom Beëlzebub zo hard kon zijn. Voor diegene die geld voor Beëlzebub achterhielden was Beëlzebub genadeloos. Hij stuurde zijn mensen op hen af om hen te terroriseren en bedreigen. Toen mensen tegen hem zeiden dat hij meer vijanden als vrienden had antwoordde hij hen dat het hem niets kon schelen. Vrienden waren voornamelijk maar profiteurs.


    De droom en de openbaring


    Beëlzebub was vijfendertig toen hij, terwijl een warme zomerhitte het slapen bijna ondragelijk maakte, een vreemde droom kreeg. Hij was aan het lopen op een lange wag door de woestijn alleen was er geen licht behalve het maanlicht. Was er geen enkele stad, niet eens een ruïne, er was enkel de bochtige weg. Tijdens deze doelloze wandeling verscheen plotseling een schepsel uit de schaduwen. Beëlzebub stopte en probeerde het gezicht van het schepsel te zien maar hij kon enkel maar een schaduw zien. Toen Beëlzebub hem vroeg wie er voor hem stond werd zijn vraag enkel maar beantwoord met stilte. Toen hij het schepsel vroeg waar hij was en waar hij naartoe moest ontstond het volgende gesprek:

      Schaduw : "Beëlzebub, Beëlzebub, Beëlzebub... Weet je wel zeker dat je goed gaat?"
      Beëlzebub : "Ik weet het niet. Ik zie niets door het donker en ga daarom maar rechtdoor."
      Schaduw : "Je beweegt je maar voort, maar je weet niet waar naartoe? Wil je niet weten "waarheen"?"
      Beëlzebub : "Waarheen"? Weet u dan waar de weg eindigt?"
      Schaduw : "Het maakt niet uit WAAR het eindigt, maar HOE het eindigt!"
      Beëlzebub : "Wat bedoel je, schepsel?"
      Schaduw : "Wat ik bedoel is dat je niet enkel tevreden hoeft te zijn met de geplaveide weg. Wijk af van de gebaande paden en neem een andere route!
      Beëlzebub : "Maar ik zie geen andere weg, er is slechts deze weg!"
      Schaduw : "Beëlzebub, je bent slimmer dan alle anderen, je bent rijker dan alle anderen. Je kunt elke weg aanleggen die je zelf wilt! Help jezelf door wat je geleerd hebt en maak gebruik van je misleiding en kennis om sterker te worden in je vakgebied. Het is enkel je eigen wil die je ervan weerhoudt een nieuwe weg te vinden!"


    De schaduw verdween in een oogwenk en Beëlzebub bevond zich plotseling op een kruispunt. Aan de ene kant lag een rechte, strakke weg. Aan de andere kant lag een kronkelige, smalle weg. Hij besloot dit laatste pad te volgen omdat zijn gevoel wist dat dit goed was. Bij het ontwaken in de ochtend wist hij wat hem te doen stond. Hij riep Astaroth bij zich en vroeg hem zijn orders tot op de letter nauwkeurig uit te voren. Hij stuurde hem naar de markt en gelastte hem alle graan op te kopen om het vervolgens voor tweemaal zoveel door te verkopen. Toen, volledig in beslag genomen door de waanzin, beval hij aan elke horige onder zich om al hun oogst aan hem af te staan op straffe van zware mishandeling. Vervolgens verkocht hij hun oogst voor schandalig hoge prijzen. Binnen een paar dagen lukte het Beëlzebub om net zoveel geld op te halen als dat hij in al die jaren had gedaan. De horigen konden niets anders doen dan te gehoorzamen, omdat ze niet genoeg geld hadden om andere velden te kopen. Ze hadden niet eens genoeg geld om zichzelf en hun familie van eten te voorzien. Beëlzebub bleef de prijzen van maïs en tarwe zodanig opvoeren dat een enorme inflatie ontstond in de gehele voedselketen. Tarwe werd immers gebruikt om meel te maken en meel werd gebruikt voor brood. Het maïs werd gebruikt voor de dieren. Beëlzebub wist elke markt te veroveren en stond al gauw aan het hoofd van de gehele economie. De gemeenschap werd echter zeer ontevreden over deze praktijken en al gauw stonden ze aan de deuren van Beëlzebub om verhaal te halen. Beëlzebub liet hen echter weten dat hij niet met hen wenste te spreken. Dat hij daar mensen voor had die dat voor hem deden en dat hij zich niet inliet met het lagere volk. Zijn reputatie was volledig gebouwd op zijn egoïsme, dat enkel maar werd overtroffen door zijn fortuin. De mensen besloten echter dat het tijd was om in te grijpen en richtten een samenwerkingsverband op om zo gezamenlijk op te treden tegen Beëlzebub en om zo de prijzen weer te laten zakken. De boeren gingen een deel van hun oogst niet meer afstaan aan Beëlzebub omdat ze dachten dat hij hen toch niets kon maken. Wat hen echter te wachten stond was onbeschrijfelijk.


    De komst van het lot


    Geconfronteerd met de brutaliteit van de mensen schreeuwde Beëlzebub het uit van woede. De muren van het schudde hevig. Hij beval zijn trouwe Astaroth om langs alle sloppenwijken van de stad te gaan en om daar alle schurken te werven voor een militie. Hij vroeg Astaroth om enkel maar de beste uit te zoeken. Zij die het beste waren in plunderen van de velden, het doden van de dieren en het verbranden van de woningen. Enkel zij mochten toetreden tot de militie. Met deze militie trok Astaroth de stad in om dood en verderf te zaaien. De dag na de nacht van terreur was Oanylonië verdoofd van angst bij de gedachte aan de man die een hele bevolking kon uithongeren. De boeren waren geen soldaten en de zelfs de soldaten van de stad waren bang voor de militieleden van Beëlzebub. Niemand durfde meer de suprematie van Beëlzebub te ontkennen. Binnen enkele weken kwamen ze naar zijn huis om de voorwaarden van hun overgave te tekenen. Beëlzebub kon hen alles opleggen wat hij wilde. Hij dwong de boeren om een percentage van hun inkomsten af te staan in ruil voor een graanprijs die acceptabel genoeg was. Acceptabel genoeg voor Beëlzebub. Degene die weigerden werd het graan en het voedsel ontzegt waardoor hun dieren en hun familie leden onder de honger. In een paar maanden tijd groeide het fortuin van Beëlzebub zo exponentieel. De gehele bevolking van Oanylonië leedt onder zijn gierigheid. De boeren waren niets meer dan landloze boeren die net genoeg verdienden om zichzelf te voeden. De rijkere boeren werden afgekocht om nimmer meer de handen ineen te slaan tegen Beëlzebub.

    Op een winterse dag kwamen Pimpon en Guignol aan bij het huis van hun broer. Ze werden vergezeld door vele dorpelingen die sterk vermagerd waren. Ze riepen om Beëlzebub en hij kwam om naar hen te luisteren:

      Guignol : "Beëlzebub... wij zijn geruïneerd door jouw, we kunnen niet eens ons eigen brood kopen... we smeken je... help ons!"
      Pimpon : "Ik smeek je, je bent onze broeder, je kunt ons niet in de steek laten!"
      Beëlzebub : "Jullie zijn beiden zielig. Je komt hier voor mijn deur om te bedelen voor een aalmoes. Ik geef jullie niets omdat je zelfs te zwak bent om aan eten te komen. Ik ben rijk en dit geld is van mij en van mij alleen. Van niemand anders."
      Guignol : "Denk aan vader. Heeft hij je dan niets geleerd?"
      Beëlzebub : "Als kleine jongen heb ik niets anders dan hoge achting gehad voor de man. Hij heeft mij alles geleerd en daarom geef ik jullie geen cent. Jullie verdienen het niet! Degene die hier vandaag zullen sterven hebben het nooit begrepen!"
      Guignol : "Ga je nu niet stoppen met deze waanzin? Je laat zoveel mensen sterven door je eigen egoïsme."
      Beëlzebub : Mijn egoïsme? Ik ben niet degene die egoistisch is. Ik ben niet degene die vastloopt op nette overtuigingen. Ik ben niet degene die niet vooruit durft te kijken. Jullie hebben dit verlies aan jullie zelf te danken. Ga nu en kom niet meer terug! Allen die vandaag sterven verdienen niet beter!"


    Pimpon en Guignol verlieten het huis gefrustreerd en ellendig en vertelden dit verhaal aan alle inwoners die het wilden horen. Allen waren zo gefrustreerd om deze egoïstische man. Ze realiseerden zich echter dat er niemand machtiger was dan Beëlzebub. Hij was zo rijk en machtig als een koning en hij kon alles doen wat hij maar wilde. Om het lijden van zijn eigen buurvrouw zou hij nog niet eens geven. Hij had, van alle mensen in Oanylonië, de meeste vijanden. Het was toen dat de Allerhoogste zijn toorn over Oanylonië liet losbarsten om allen die de betekenis van het leven waren vergeten te straffen.

      "Terwijl ik jullie mijn liefde gaf, zijn jullie doorgeslagen en luisteren jullie liever naar het Schepsel dat niet met naam genoemd mag worden. Jullie voorkeur gaat uit naar wereldse genoegens in plaats van te denken aan Mij. Ik heb een plaats geschapen die ik de hel heb genoemd en heb geplaatst op de Maan. Dit is waar zij die in zonde hebben geleefd voor eeuwig zullen lijden als straf voor hun zonden. In zeven dagen zal uw stad in vlammen worden gedompeld. En degene die achterblijven zullen voor eeuwige branden ind e hel. Ik ben echter grootmoedig en zal allen, die boete doen voor hun zonden, de eeuwigheid laten doorbrengen op de Zon, waar het Paradijs is."

    Veel mensen verlieten na die woorden, met grote spijt in hun harten en zielen, de vervloekte stad.


    Rebellie


    Het was op dat moment dat het Beest zonder Naam weer geïnteresseerd raakte in Beëlzebub. Dit keer sprak het echter direct in het oor van Beëlzebub en liet hem in een trance gaan:

      Belzzzzébuth, Belzzzzzébuth... Luister naar mij! Ik heb je getoond dat jij de sterkste was onder de mensen, ik heb jouw getoond dat je geen toekomst had onder de mensen. Binnenkort zullen er mensen komen die je hoofd op hol proberen te brengen met verhalen over dat de liefde van de Allerhoogste de mensen bindt. Luister niet naar hen, omdat zij enkel maar leugens verspreiden en kwaadwillig zijn.

    Beëlzebub hoefde niet lang te luisteren naar deze woorden. Hij was nooit een gelovige geweest en had daarom ook weinig affiniteit met hen die de Allerhoogste aanbeden. Het waren toch altijd maar rituelen geweest van hen die geld nodig hadden en hij vond het nogal dom. Zes andere mannen werden benaderd door het onbenoembare schepsel elk zoals Beëlzebub een verpersoonlijking van de zonde en allen predikten tegen Jah. Zij werden echter geconfronteerd door zeven anderen die de deugden van Jah predikten. Vriendschap, matigheid, rechtvaardigheid, zelfbeheersing, voorzichtigheid, plezier en geloof. Beëlzebub, niet gelovend in een goddelijke entiteit en zeker niet in de hulp van anderen, verliet enkel maar met Astaroth aan zijn zijde zijn huis en ging zo door de straten van Oanylonië om de waarheid van het schepsel te prediken.

      "Laat niemand je vertellen dat het einde nabij is! Laat niemand je doen geloven dat Jah de Almachtige is! Want Jah is zwak en jaloers op ons succes. Jah heeft nog nooit zijn dreigementen kracht bij gezet en zal zijn eigen kinderen niet vermoorden! Ga niet weg uit Oanylonië enkel maar omdat men het je zegt. Blijf en leef!"

    Veel mensen luisterden naar hen die de zonde predikten en velen vervielen daarom in grote zonde. Beëlzebub behield zijn rijkdom en bespotte iedereen die arm was. hij omringde zich met loyale mensen en samen met Astaroth was hij door het meerendeel van de mensen die hij ontmoette gevreesd. De hebzucht die hij getoond had, had geen gelijk en degenen die probeerden bij zijn rijkdommen te komen werden genadeloos gedood. Door het geweld dat hij gebruikte om zichzelf te verdedigen kreeg hij een leger van trouwe volgelingen. Hij was zo egoïstisch dat hij zijn eigen broers liet sterven van de honger, terwijl een paar broden hun levens zouden hebben kunnen redden. Zijn wantrouwen tegen Jah en degene die voor Hem predikten was enorm. Waar hij verscheen luisterden de mensen uit angst en vrees enkel nog maar naar hem en niemand probeerde zijn verklaringen te weerleggen. De stad raakte in een ijzeren greep van de zonde en alleen die er nu nog woonden waren vervloekt door de zonde. Beëlzebub benaderde alles met een gretigheid en gierigheid zoals hij dat alle jaren al had gedaan. Hij was de slimste en de machtigste. Hij was de rijkste omdat hij niet naar anderen had geluisterd. Beëlzebub kon zich geen moment voorstellen wat de Goddelijke invloed kon zijn. Jah had immers geen invloed op hem. Hij predikte dat Jah de mensen zelf een keuze had gegeven en dat de mensheid zelf de wereld in handen had. Met zes anderen, Satan, Belial, Azazel, Asmodeus, Lucifer en Leviathan ging Beëlzebub ook steeds vaker de straten op om de giftige woorden van het Schepsel te verspreiden en in hun strijdlust waanden deze zeven zich onoverwinnelijk.

    De zes dagen leken een eeuwigheid te duren en iedere dag was het gebulder van de bliksem boven de stad te horen. Hoewel steeds meer mensen de stad ontvluchten wist Beëlzebub dat enkel de zwakkeren bogen voor de wil van anderen. De deugdzamen hadden de straf van Jah geaccepteerd en Beëlzebub gierde van het lachen bij het horen van dit nieuws. Hij gaf niets om de bedreigingen van de Almachtige. De zevende dag kwam en een gigantische ramp voltrok zich. De gehele stad werd door een aardbeving de diepte in getrokken. Dit was de toorn van Jah. De weinige mensen die waren achtergebleven werden weggevaagd en allen die hadden geluisterd naar de deugdzamen werden aanvaard in de hemel, terwijl de anderen naar de hel gingen. Astaroth, die nimmer van zijn meesters zijde was geweken, werd ook naar de hel toegezonden en was getuige van de ultieme straf die zijn meester moest ondergaan.


    De eeuwigheid van de hebzucht


    Beëlzebub werd voor Jah gebracht en hij weigerde Zijn almacht te erkennen en werd, net als de zes handlangers, naar de hel gezonden op de maan. Daar veranderde zijn lichaam en vervormde het tot het geen mens meer was. Hij werd de belichaming van de hebzucht van Oanylonië in de vorm van een reusachtige spin die volledig bedekt was met goud en duizend diamanten ogen had.

    Zondaars die nog altijd de hebzucht voor de deugd laten gaan en die enkel maar van de armen stelen om zichzelf vervolgens te verrijken zullen worden veroordeeld door Jah. Zij zullen naar de rijen in de hel gaan waar alle hebzuchtigen naartoe worden gezonden.

    Daar regeert Beëlzebub, de demon-prins van de hebzucht en hij kwelt de zielen van alle hebzuchtigen onder zijn tirannieke juk.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:23 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:



    De Demon-Prinsen
    « Demonografie van Leviathan »


    Een kindertijd nachtmerrie


    Lang geleden trouwde Leto, een eerlijke en hardwerkende zeeman, met een vrouw genaamd Hecate. Hecate was niet het prototype van de liefhebbende vrouw, zullen we maar zeggen. Ze was temperamentvol en instabiel. Jaren gingen voorbij en vanwege de lange dagen die Leto soms op zee doorbracht werd Hecate een chagrijnige en onaantrekkelijke stiefmoeder. Sommigen zouden zelfs zeggen wreed en slecht. Doordat ze altijd te weinig geld had en haar gevoel haar langzaam verlaten had verkocht ze zichzelf in haar vrije tijd aan schippers die aanmeerden in de haven van Oanylonië. Hecate werd zwanger tijdens een afwezigheid van Leto en deed er alles aan om Leto te laten geloven dat het kind van hem was. De arme man heeft haar nooit verdacht en dacht alleen maar aan het vervullen van zijn echtelijke plichten.

    Zo werd het kind geboren dat beiden Leviathan besloten te noemen. De kleine Leviathan begon al op jonge leeftijd de tekenen van zijn temperamentvolle moeder te tonen. Doordat zijn vader zo vaak afwezig was om te gaan vissen kwam de opleiding van Leviathan op de schouders van zijn moeder te liggen. Deze maakte, gegrepen door haar waanzin, de kindertijd van het jonge kind tot een ware hel. Dagelijks werd hij geslagen omdat hij niet rustig kon blijven en vaak huilde. Hecate zag Leviathan enkel als een parasiet en gaf hem nauwelijks liefde. De eerste jaren van zijn leven ontving Leviathan enkel maar haat van zijn moeder. Wanneer hij honger had en hij aan de borst van zijn moeder lag schreeuwde zijn moeder alsof het einde van haar zondige leven was aangebroken. Als hij zijn moeder om een beetje liefde vroeg beefde zijn moeder als een rietje en weigerde hem de liefde de schenken. En als Leviathan, per ongeluk, zijn luiers had bevuild moest hij rond blijven lopen in deze vuile luiers tot het moment dat de stank zo ondragelijk werd dat zijn moeder ze eindelijk verschoonde. Op geen enkel moment waren Leviathan's kinderjaren prettig.

    De tijden die hierop volgden waren niet minder vreselijk voor het kind. Hij zag zijn vader maar weinig en de tijden dat zijn vader er was waren te kort om echt te genieten van de liefde die zijn vader hem schonk. Leto en Hecate konden beiden niet goed horen, waardoor er vaak veel geschreeuwd werd in huis en er met het huishouden gegooid werd. Leviathan had de gewoonte gekregen om steeds meer te gaan liegen om maar niet de wraak van zijn moeder op zijn hals te halen. Ook ontwikkelde hij een truc om zijn moeder te ontwijken zodat ze hem niet genadeloos zou pesten en vernederen als hij thuis was. Zo groeide de jonge Leviathan op. In een huishouden waar hij enkel liefde kon vinden bij een vader die hij nauwelijks zag. Wel zag hij verschillende andere 'vaders' het huis binnen komen en op bezoek komen bij zijn moeder. Deze mannen beledigden hem als ze zijn aanwezigheid opmerkten. Zijn moeder zei altijd tegen de mannen dat de vader van Leviathan was overleden. Leviathan zei hier echter niets van om de liefde die hij voor zijn vader voelde niet te schaden en om deze sterk te houden.

    Leto had de wilde hoop om van zijn zoon een zeeman te maken. Dus toen Leviathan oud genoeg was, nam hij hem mee het water op en probeerde hem de deugden bij te leren. Leto leerde hem alle kneepjes van het vak en merkte dat zijn zoon aanleg had om een goede zeiler te worden. Ook merkte hij het boze en verdorven temperament van zijn zoon op dat deze had opgelopen door zijn moeder. Leto probeerde zijn zoon te helpen echter was dit zonder succes. Zo werd, in de laatste jaren van zijn jeugd, Leviathan verscheurd tussen de momenten op zee en die bij zijn moeder. Tussen momenten van geluk en momenten van ellende. Leviathan werd al gauw zeer bedreven in het varen en zijn vader gaf steeds vader het roer in handen van zijn zoon, zodat Leviathan al op de leeftijd van vijftien jaar een uitstekende zeeman was. Op zijn vijftiende was Leviathan ook al een tiener met veel vuur en karakter en hij gebruikte zijn woede om een formidabele macht uit te oefenen als kapitein. Hoewel Leto deze opgekropte woede nooit begreep benoemde hij zijn zoon tot kapitein van één van zijn vissersvaartuigen.


    Jeugd vol zonde


    Nauwelijks oud genoeg om achter de vrouwen aan te gaan, had Leviathan al het bevel over een mooi vissersvaartuig en had hij de mogelijkheid om zelf zijn bemanning uit te kiezen. De jonge man was fysiek sterker dan gemiddeld en hij ontpopte zich tot een rebellerende marinier die zijn gezag en woede overal liet merken. Leviathan had zoveel geleden onder de mishandelngen en pesterijen in als kind dat hij tevreden was met de woede die hij nu gebruikte tegen anderen. Op een nacht, het was vlak voor hij weer naar zee ging, ging hij naar zijn huis om de laatste details voor te bereiden. Zijn moeder belaagde hem echter met een ronde pan en beledigde hem, spuugde in zijn gezicht en schold hem uit voor klootzak. Deze uitbarstingen waren voor Leviathan de druppel. Hij stak zijn moeder en nog een keer en nog een keer. Een vreselijke woede kreeg hem in zijn macht. Hij greep de nek van zijn moeder stevig vast en kneep deze dicht met een grijns van haat op zijn lippen. Het gezicht van zijn moeder werd rood en haar ogen puilden uit haar kassen. Het duurde slechts een paar momenten toen Hecate stopte met ademen. Leviathan zakte hierna met een plof op de grond, gelijk een zak met maïs. Leviathan bleef een uur naar zijn moeder kijken die op de grond lag. Hij voelde geen berouw voor de daad die hij had verricht, integendeel hij voelde zich sterker en hij voelde een zware last van zijn schouders wegtrekken.

    Haat in zijn hart en boosheid in zijn ziel, Leviathan was de controle volledig kwijt, alsof hij met de moord op zijn moeder had ingestemd met een bestemming die reeds zichtbaar was voor vele jaren. Zoals hij had verwacht, voordat hij begon aan de lange week van vissen, werd de moord op zijn moeder ontdekt toen hij weg was. Hij wist allen ervan te overtuigen dat zijn moeder was vermoord door één van de mannen die altijd bij zijn moeder kwamen en die waarschijnlijk ontevreden was geweest over de service die ze hem had geboden.



    [Illustratie van de jonge Leviathan, anonieme auteur]

    De bemanning op zijn schip had hij met grote zorg gekozen. Het waren mannen die, hoewel ze niet knap of mooi waren, sterk genoeg waren om hard te werken. Leviathan hield ervan om te schreeuwen tegen de mensen die hij in dienst had en hij hield ervan om zijn woede op hen te botvieren om te kijken of iemand hem zou corrigeren op wat hij deed, om zo deze persoon nog meer te beledigen. Onder de bemanning was een man, iets jonger dan Leviathan, genaamd Gabriel. Gabriel viel op vanwege zijn vriendelijkheid en zijn schijnbare lafheid. Leviathan had de jonge man echter in dienst genomen omdat hij zich verheugde om hem te kleineren en vernederen. De kapitein begreep echter niet hoe de jonge man zo kalm kon blijven en rustig kon blijven onder de beledigingen terwijl de anderen kwaad werden.

    Op een dag was Leviathan zoals gewoonlijk aan het schreeuwen en spugen omdat de vissers niet snel genoeg gingen volgens zijn smaak en hij probeerde bij hen de woede en wraak te ontlokken. Vaak probeerden bemanningsleden Leviathan te slaan of te rebelleren tegen hem, maar het behaagde Leviathan zichbaar om deze haat in hun ogen te zien en hij sloeg hen daarom altijd met een glimlach. Gabriel deed echter niets dat hem kon worden verweten. Hij deed goed zijn werk maar Leviathan keek toch op hem neer. Hij verweet hem verwaarlozing van zijn werk, schreeuwde tegen hem om een reactie te ontlokken, maar Gabriel bleef kalm en toonde geen woede of haat. Beledigingen en kreten van Leviathan gleden over hem heen als regen op een glad oppervlak. Niets wat Leviathan zei of deed kon maar de geringste woede in Gabriel doen ontwaken. Teleurgesteld door deze reactie ging Leviathan vaak naar anderen toe om daar zijn gram te halen. En zo gebeurde had dat regelmatig tijdens lange zeereizen Leviathan zijn mannen, maar vooral Gabriel, intimideerde met haat en zo ontwikkelde deze haat zich in oneindige woede.


    De komst van de haat en de woede


    Een paar jaar gingen voorbij en de mensen die onder het juk van Leviathan leefden zagen Leviathan steeds meer vervallen in zonden en woede. Steeds vaker waren er wel doden te betreuren omdat ze het hadden gewaagd om Leviathan te tarten. De zonde en woede in Leviathan was zo groot dat zelfs Gabriel de Allerhoogste in stilte smeekte om het te laten stoppen. Op het schip was het ondertussen niet ongewoon geworden dat een matroos overboord werd gegooid door Leviathan toen deze weer een woede aanval had. Hierdoor waren al een aantal mannen verdronken zonder dat iemand iets kon doen. De justitië van Oanylonië zag deze daden niet als moord en deden niets. Tevens wilde niemand van de bemanning iets ondernemen tegen deze handelingen omdat zij bang waren voor represailles. De haat die Leviathan uitstraalde was ongetwijfeld hetgeen wat het schepsel zonder naam had aangetrokken. Het schepsel kwam in de gedaante van luitenant van de wacht en op een avond, toen Leviathan naar beneden was gegaan om zich aldaar tegoed te doen aan de alcohol, versperde de luitenant de weg voor Leviathan:

      Leviathan : "Ga uit de kant als je niet mijn vuisten wilt voelen!"

      Man : "Is dat zo... en jij denkt dat je in staat bent mij te kwetsen, jonge idioot."

      Leviathan : "Ik heb mensen voor minder gedood..."

      Man : "Goed... goed... Begrijp je ook de kracht van deze haat... begrijp je dat deze haat je lot is?"

      Leviathan : "Wat? Het lot?"

      Man : "Leviathan, je realiseert je nog niet het belang. Je begint pas om je kracht te ontdekken.. Als wij onze krachten bundelen, kunnen we de leugen van liefde verwerpen en zijn wij de sterkste meesters van Oanylonië!"

      Leviathan : "Mijn god, je bent nog meer beschonken dan ik..."

      Man : "Als je eens wist wat de ware kracht is van woede. Je moeder heeft je nooit vertelt wat er met je vader gebeurd is..."

      Leviathan : "Oh, ze vertelde me genoeg! Ze vertelde me dat hij was gedood!"

      Man : "Nee Leviathan, ik ben je vader!"

      Leviathan : "Nee! Dat is niet waar... Het is niet mogelijk!"

      Man : "Kijk in je hart en je zult weten dat ik de waarheid spreek."

      Leviathan : "Vader..."

      Man : "Nu bereik je, je lotsbestemming en dood je de bedrieger Leto. Vroeg of laat had hij toch het geheim van je geboorte ontdekt en had je niets meer gehad!"

      Leviathan : "En dan zie ik je weer?"

      Man : "Wanneer Leto wordt gedood en je oud genoeg bent zal ik komen. Gebruik je jonge zeemans haat en laat je woede de vrije loop. Dan zullen wij elkaar weer ontmoeten!"




    Zo lukte het, het Schepsel om nog meer ondeugd in de ziel van de jonge Leviathan te krijgen en om nog meer zonden in de jongeman te injecteren, waardoor deze nog arroganter en rancuneus werd. De jonge Leviathan kwam weer heel terug aan wal na zo dronken te zijn geweest zoals hij nog nooit was geweest. Aan wal wachtte hij op Leto tot deze was teruggekeerd van het vissen. Tijdens dit wachten bereidde Leviathan een plan voor om zijn vader te elimineren. Zijn gedachten waren niet meer van hemzelf maar waren vol van haat. Tenslotte brak de grote dag aan dat Leto uitgeput en moe terugkeerde van zijn reis. Leto ging, zonder eerst naar de taverne te gaan, gelijk naar huis. Sinds de dood van zijn vrouw ervaarde Leto zijn thuiskomst weer als plezierig en ging hij met veel genoegen terug naar zijn huis om daar te genieten van zijn thuis. Hij stapte over de drempel van zijn huis en struikelde, waardoor hij tegen Leviathan aanviel. Deze stond met een sextant in zijn hand en met zijn ogen vol woede. Leto wilde vragen aan Leviathan wat er aan de hand was, maar daar kreeg hij de tijd niet voor. Leviathan overviel hem gelijk een vos een kip overvalt. Leviathan gaf een harde klap met de sextant op het hoofd van Leto en het bloed spatte op de muren van de ingang. Hierdoor viel Leto dood in een plas donker bloed en slijm. Geen enkele schreeuw werd gehoord en de jongeman, nog maar net dertig jaar, verliet het lijk om vervolgens voor altijd te vertrekken. Sommigen beweerden dat Leto was overleden door een ongeluk, maar anderen wisten zeker dat het, het werk van Leviathan moest zijn geweest.

    Het was zo dat Leviathan het fortuin van zijn vader erfde en zijn schip erfde, waardoor Leviathan Admiraal werd over een vloot van tien of meer vissersschepen. Nu waren en geen grenzen meer aan de macht van de man. Combineer daarbij de notoire hysterie en het geschreeuw en men krijgt een zeer gevaarlijk doch machtig man. Niemand durfde tegen hem op te komen, niemand behalve één man, Gabriel. Door de nieuwe status die Leviathan had verkregen was hij nog wilder, oncontroleerbaarder en losgeslagen dan voorheen, en dit veroorzaakte nog meer woede onder zijn bemanning. Alleen Gabriel bleef standvastig ten opzichte van de beledigingen en pesterijen. De Admiraal stond vol ongeloof en wist niet hoe het kon dat, ondanks een golf van geweld, Gabriel zo kalm, gehoorzaam en hardwerkend kon blijven. De wegen van Gabriel en Leviathan kruisten elkaar echter steeds minder vaak omdat Leviathan ervoor had gekozen te gaan varen op de Kraken, een driemaster waardoor Leviathan zich de meester van de wereld voelde. Bovendien was het niet ongewoon dat men hem op de boeg van het schip zag staan en hem hoorde schreeuwen dat hij de meester van de wereld was, met zijn armen uitgestrekt en ogen in de richting gericht op de horizon. Het vissen werd slechts een bijzaak voor Leviathan en hij besloot om deel te nemen aan piraterij. Hij wierf ervaren zeilers aan en was niet bang zich te verzetten tegen alle weten. Hij was vaak te vinden in de kroegen van lichte zeden in Oanylonië en dronk vaak zijn zorgen weg onder het genot van vrouwelijk schoon. Hij besefte niet hoe destructief en ongezond deze handelingen voor hem waren.



    [Illustratie van admiraal Leviathan, anonieme auteur]

    Leviathan's heerschappij over de Zee van Oanylonië bereikte een steeds grotere omvang en hij en zijn handlangers schuwden er niet voor om kooplieden en vissers voor het plezier met veel geweld om het leven te brengen zodat niemand een aanvaring met hen overleefde. Door deze plunderingen verwierf Leviathan steeds meer vaartuigen in alle soorten en maten en bezat hij goederen en koopwaar zover het oog kon reiken. Deze goederen en koopwaar verkocht hij vervolgens voor exorbitante prijzen op de markten van Oanylonië. Om te voldoen aan zijn gevoelens van gewelddadige haat ging hij steeds vaker over tot roven en het aanrichten van vernielingen, met achterlating van honderden dode lichamen. Het stadsbestuur besefte al snel dat de piraterij een plaag was voor hun stad, maar ze wisten niet wie achter de piraterij zat. Sommigen zagen echter dat de vissersvloot van Leviathan steeds groter werd en wezen al snel met de vinger naar hem en beschuldigden hem van piraterij, ook omdat hij zich de meester van de zee van Oanylonië liet noemen. Leviathan, in zijn ijdelheid en woede, liet allen die hem beschuldigden met veel plezier afslachten op de openbare pleinen van Oanylonië.

    Op de momenten dat Gabriel en Leviathan elkaar troffen, en men gelooft ook dat het lot van deze twee mannen reeds toen al met elkaar verweven was, probeerde Leviathan altijd zijn grootsheid en woede te tonen tegenover Gabriel. Meestal werden de gesprekken tussen de twee besloten door een harde klap in het gezicht van Gabriel. Een externe waarnemer meldde dat één van de gesprekken tussen Gabriel en Leviathan als volgt ging:

      Gabriel : "Leviathan! Waarom toch zoveel haat?"

      Leviathan : "Op deze aarde zijn er slechts twee soorten mensen. Slechts twee. Er zijn mensen die blijven op de plaats waar ze altijd zullen blijven en er zijn mensen die een voet zetten in het gezicht van de eerste."

      Gabriel : "Mijn God! Wat verschrikkelijk! Wat is er in je leven gebeurd dat je zoveel haat en woede jegens anderen hebt kunnen laten groeien?"

      Leviathan : "Ga je me nu verlaten? Ja? Ga je nu eindelijk jezelf bevuilen in een hoek van de kamer zoals een muurbloempje?"

      Gabriel : "Weet je, ik ben niet bang voor je dreigementen! Ik zal nooit reageren want ik verafschuw geweld, omdat het de moeder van al het lijden is!"

      Leviathan : "Het is niet waar! Kun je nu nooit eens zwijgen? Moet ik je familie braden zoals een speenvarken om je te laten ophouden met blaten?"

      Gabriel : "Ik zal nooit stoppen, niet zolang je niet van gedachten zult veranderen!"

      Leviathan : "Ik zal niet veranderen en ik laat me zeker niet door iemand zoals jij overreden! En nu verdwijn je uit mijn ogen!"


    Zo ging het tussen deze twee mensen die, zonder het te weten, aan elkaar verbonden waren. Elk in een zoektocht naar zichzelf. Gabriel gaf nooit het idee op om Leviathan weer op de goede weg te krijgen zodat deze niet ten dode was opgeschreven. Het psychopatische karakter van Leviathan was algemeen bekend onder de mensen en niemand geloofde erin dat Leviathan ooit nog een deugdzaam leven zou leiden. Hoewel Leviathan allen liet ombrengen die het waagden op eenzelfde toon als Gabriel tegen hem te praten liet hij echter nooit Gabriel elimineren omdat de dood van Gabriel, zoals velen zeiden, 'de reden van leven uit Leviathan zou halen'.

    Op een dag zat Leviathan zich mateloos te ergeren aan de matigheid van Gabriel en liet deze bij hem komen. Toen Gabriel bij Leviathan aankwam zag deze dat zijn vader, Vorian, vastgebonden was aan een houten pilaar. Leviathan, met haat in zijn ogen, zei dat de vader van Gabriel een vangst vissen had verloren laten gaan en dit kon niet onbestraft blijven. Leviathan begon Vorian te slaan en Gabriel smeekte hem te stoppen. Maar hoe meer Gabriel smeekte hoe harder Leviathan sloeg. Hij sloeg zo hard dat de buik van Vorian met een explosie van bloed doorboord werd. Vorian overleed ter plekke vergezeld door de kreten van zijn zoon. Leviathan had verwacht dat Gabriel in blinde woede zou proberen zijn vader te wreken, maar Gabriel deed niets. Hij draaide zich om en verliet de kamer waarin de geseling had plaatsgevonden. Hij keerde zijn rug naar de moordenaar en gaf niet toe aan de haat en woede. Voordat hij de kamer verliet zei hij tegen Leviathan dat God hem zou straffen voor zijn zonden en dat hij voor de eeuwigheid gestraft zou worden voor zijn daden. Hij zei tegen Leviathan dat, wat deze ook zou proberen, hij niet zou toegeven aan de woede en de haat. Hierna vertrok hij definitief.
    De Admiraal ging nog vele jaren door met het geweld en de haat, met het moorden en de doodslag zonder plezier te beleven aan zijn daden. Hierdoor werden de driftbuien en de aanvallen van woede bij Leviathan enkel maar erger. In al de jaren trof Leviathan geen gelijke meer zoals Gabriel en dit maakte de minachting bij Leviathan zo erg dat er geen woorden zijn om dit te beschrijven. Door zijn piraterij werd de Admiraal een legende in de Zee van Oanylonië en zijn reputatie was zo groot dat velen hem moesten betalen om gespaard te blijven van zijn woede. Doordat de piraterij zo lucratief was verliet Leviathan voor eens en altijd zijn vissersactiviteiten en schuimde sindsdien de zeeën af op zoek naar slachtoffers.


    De straf van God


    Oanylonië verzonk in ondeugd en zonde en de haat, de oorlog en het geweld namen de plaats in, in het hart van de mensen. De Liefde voor God werd niet meer gevoeld. Toch waren er zeven deugdzame mensen die de Allerhoogste had uitgekozen om de deugden te vertegenwoordigen en de liefde van God te verkondigden. Elk van de zeven stond symbool voor één der deugden. De stad was echter vervallen tot een hel op aarde maar het naamloze schepsel heerste. Het was de plaats waar de sterkeren de zwakkeren vermoorden, precies zoals het schepsel had geantwoord tegen de Allerhoogste. Maar God, hoewel hij vol van Liefde was, was verre van dom. Hij had de mensen niet Zijn Kinderen genoemd zodat deze zich op deze manier konden gedragen. Zijn Kinderen waren niet ondergeschikt aan elkaar en ze waren vrij om hun eigen bestemming te kiezen. Nu Hij echter zag hoe ze elkaar vernietigden greep hij in en besloot hij dat Oanylonië getroffen zou worden door vreselijke straffen. Zo veroordeelde Hij de stad tot de diepten van de aarde en veroordeelde hij allen tot de zeven dagen van straffen. In Zijn eeuwige goedheid beloofde Hij echter dat allen gespaard zouden blijven die boete deden voor hun daden. Hij beloofde hen dat ze zouden worden opgenomen tot de Hemel, waar ze in Zijn armen zouden zijn.

    Hierop besloot het Schepsel Zonder Naam terug te keren in het geheugen van Leviathan en in hem een boosheid en haat jegens zijn naaste te planten zoals de mens nog nooit gezien had. Het Schepsel dacht door middel van Leviathan anderen te overtuigen van zijn gelijk en hen te verleiden tot wanorde en zonde. Het Schepsel kwam weer terug in de gedaante van de Luitenant om de boosaardige Leviathan te overtuigen de boosheid te prediken. Het was immers Leviathan die door zijn waanzin en geweld het inzicht had gekregen dat de sterkeren over de zwakkeren moesten heersen. Voor hem was de liefde gereserveerd voor de zwakkeren. Leviathan, tezamen met zes andere mannen, sloten zich aan bij het Schepsel dat door Jah geen naam gekregen had. Zo was het dat Leviathan voor de laatste keer in de haven van Oanylonië aankwam en aldaar de boosheid predikte. Hier is een citaat dat een overlevende van Oanylonië heeft gehoord, voordat hij de stad op de zesde dag kon ontvluchten:

      ”De mars van de mensen is vol obstakels, een eindeloze weg vol van gevechten waarin enkel de rechtvaardigen zullen overleven. Gelukzalig is hij die een wil vol woede heeft. Hij is de herder die met sterke hand door de vallei van de schaduw van de dood en de tranen loopt. Hij is de beschermer van zijn broer en van zijn kinderen. Trek daarom op tegen de goddelozen die liefde prediken en hun ogen sluiten voor de woede en de angstaanjagende wraak. Trek samen met mij, de Admiraal, op tegen Jah of voel de wraak van de visser.”




    Zes dagen al werd de stad geteisterd door de vloed, de storm, de hagel en de wind. Velen hadden de vervloekte stad proberen te verlaten en anderen probeerden te overleven. Maar Leviathan bleef ervan overtuigd dat hij gelijk had en dat de liefde niet de betekenis van het leven was. Keer op keer verkondigde hij dat de sterkere over de zwakkere moet domineren en constant zei hij dit met woede en haat en behandelde hij allen met een afgrijselijke woede. De Admiraal was ervan overtuigd dat Jah niet zijn eigen beesten zou doden omdat Hij zwak was en Hij had bewezen dat de mensen een vrije wil hadden. Hij prentte de mensen in dat het niet liefde en matigheid waren maar woede en wraak die hun leven konden redden. Leviathan haalde het voorbeeld aan van Gabriel die niet uit zijn woorden kon komen en ondanks dat hij de liefde verkondigde geen moed had getoond. Velen luisterden met belangstelling naar het verhaal van Leviathan en volgden hem in zijn krankzinnige tocht en doodden allen die niet naar hen wensten te luisteren. Maar toen Leviathan een preek hield nabij de haven van Oanlyonië zag hij in de haven een schip liggen met twee mannen. Gabriel en Admiraal Alcisde, een goede vriend van Gabriel. De twee waren bezig met de evacuatie van een groot aantal burgers. Toen Leviathan dit merkte werd hij gek van woede en haat en nam hij de taak op zich om het schip te immobiliseren en allen te vermoorden die erop zaten. Leviathan zette koers naar het schip door de straten van de stad, maar de mensen aan boord hadden hem opgemerkt. Ze schreeuwden naar Gabriel, wat Leviathan nog bozer maakte. Gabriel wist de weg voor Leviathan te blokkeren en om de boot van de kant te duwen. Zelf bleef Gabriel achter en liet hij de boot vertrekken. Hij bleef achter, net als Leviathan.

    Toen kwam eindelijk de zevende dag, de laatste dat voor Oanlyonië. De dag waarop de stad uit het geheugen van de mensen zou gewist wordt, om enkel nog terug te keren in heilige verhalen. De aarde beefde en overal ontstonden diepe, gapende, gaten. Hellevuur kwam voort uit de diepste krochten van de Aarde en verbrandde de stad. Leviathan had echter besloten de stad te verlaten en om op het laatste moment te vluchten op zijn schip, de “Kraken”. Hij dacht dat hij aan de toorn van de Almachtige kon ontkomen door met zijn snelle schip de zee op te vluchten. Nog eenmaal kruiste Leviathan’s blik die van Gabriel en hij begreep niet waarom Gabriel zo stom was zich te laten meesleuren met de stad. Uit alle macht probeerde Leviathan weg te varen uit de haven en probeerde hij de volle zee te bereiken, maar de elementen bundelden zich samen om hem heen en vormden een gigantische en verschrikkelijke draaikolk om de Kraken die het schip opslokte in de diepte. Toen was het de beurt aan Oanylonië, dat verdween in de afgrond en werd gezuiverd door de zuiverende vlammen en de toorn van de Allerhoogste.

    Een eeuwigheid van woede

    Leviathan, net als de andere zes mannen die voor het Schepsel hadden gepredikt, en net zoals alle andere mannen en vrouwen die gebleven waren in Oanylonië en naar hun woorden hadden geluisterd, werden voorgeleid voor de Allerhoogste. Zelfs op dat moment was Leviathan’s boosheid nog onverminderd en zijn ogen gloeiden rood en de aderen waren zichtbaar in zijn ogen. Zijn straf was echter gepast maar verschrikkelijk. Jah zond hem naar de hel op de maan waar hij een Prins Demon belichaamde. Zijn lichaam transformeerde door de zonde waarin hij geleefd had. Zo nam Leviathan de verschijning aan van een grote gespierde stier met bloeddoorlopen ogen en neusgaten waaruit vlammen schoten. Hij werd veroordeeld om de eeuwigheid door te brengen op de vlaktes van de hel.


    [Afbeelding van de Prins Demon Leviathan
    Volgens de overlevering van Sypous, anonieme auteur]

    Wanneer de stervelingen voor Jah worden geleidt en zijn hun leven in zonde hebben geleefd tijdens hun Aardse bestaan worden zijn, afhankelijk van de zonde die ze geleefd hebben, gezonden naar de eeuwigheid vol martelingen en lijden in dienst van de vorsten of demonen. Zij die gezondigd hebben in woede, die in blinde haat gestreden hebben tegen anderen, en die het ongeluk hebben gebracht aan anderen, treden toe tot de gelederen van Leviathan, Prins Demon van de Haat.

    Uit het grieks vertaald door Bisschop Bender.B.Rodriguez.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Mar Déc 22, 2020 5:25 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    De Demon-Prinsen
    « Demonografie van Lucifer »


    PLACE HOLDER


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Montrer les messages depuis:   
Poster un nouveau sujet   Répondre au sujet    L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum -> La Bibliothèque Romaine - The Roman Library - Die Römische Bibliothek - La Biblioteca Romana -> Office des bibliothécaires - Office of the Librarian Toutes les heures sont au format GMT + 2 Heures
Aller à la page Précédente  1, 2, 3, 4, 5, 6, 7  Suivante
Page 3 sur 7

 
Sauter vers:  
Vous ne pouvez pas poster de nouveaux sujets dans ce forum
Vous ne pouvez pas répondre aux sujets dans ce forum
Vous ne pouvez pas éditer vos messages dans ce forum
Vous ne pouvez pas supprimer vos messages dans ce forum
Vous ne pouvez pas voter dans les sondages de ce forum


Powered by phpBB © 2001, 2005 phpBB Group
Traduction par : phpBB-fr.com