L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church
Forum RP de l'Eglise Aristotelicienne du jeu en ligne RR
Forum RP for the Aristotelic Church of the RK online game
 
Lien fonctionnel : Le DogmeLien fonctionnel : Le Droit Canon
 FAQFAQ   RechercherRechercher   Liste des MembresListe des Membres   Groupes d'utilisateursGroupes d'utilisateurs   S'enregistrerS'enregistrer 
 ProfilProfil   Se connecter pour vérifier ses messages privésSe connecter pour vérifier ses messages privés   ConnexionConnexion 

[NL - Dogma] Het Boek der Deugden
Aller à la page Précédente  1, 2, 3, 4, 5, 6, 7  Suivante
 
Poster un nouveau sujet   Répondre au sujet    L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum -> La Bibliothèque Romaine - The Roman Library - Die Römische Bibliothek - La Biblioteca Romana -> Office des bibliothécaires - Office of the Librarian
Voir le sujet précédent :: Voir le sujet suivant  
Auteur Message
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:22 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek II - Lofredes
    Lofredes I - « Over de Ziel »


    Aristoteles leefde in deze tijd in Athene en had zich geïnstalleerd bij zijn basis bij de Academie van de Beer, een herberg gelegen in Plaka, in het hart van het Egyptische district (dit waren bescheiden kamers voor student, of voor de openbarers en nacht uilen die beter bekend staan als zigeuners). Het was gedurende een van deze bijzonder hectische nachten dat hij een openbaring had die gehele intellectuele gemeenschap van de stad lange tijd schokte.

    In het midden van het gebruikelijke kabaal in de vochtige hitte van de herberg ‘het is door drank, door drank… dat we falen, hips,’’ verwoord door de acuut dronken Paulodaure die platzak was, zijn handlanger Mimilas gelegen op een tafel, vragend aan de bijeenkomst.

    Mimilas: ‘Verlicht ons dan, Meester, over wat de ziel is.’

    Toen sprak de wijze Aristoteles de bijeenkomst toe in de volgende bewoordingen.

    Aristoteles: Mijn vrienden, er zijn twee soorten van de ziel. Ieder levend wezen heeft een ziel die ik het anima zou willen noemen, daarbinnen is een kracht die het bezield, geplaatst in de kern van het wezen naar het gehele lichaam. Als het organiseerden principe van het levende lichaam, is het anima onscheidbaar van het wezen zelf.

    Mimilas: ‘Je zou dus kunnen stellen dat het anima de rode mier werker in staat stelt om te functioneren, bijvoorbeeld, maar wat zou de andere soort ziel zijn?’

    Aristoteles: Inderdaad (en ik herinner je eraan dat de rode mier werker bekend staat als proletariër) in contrast de animus, de denkende ziel, heeft een geprivilegieerde status en lijkt een ander soort ziel te zijn, en dit alleen kan gescheiden worden van het lichaam, als het eeuwige component van hetgeen gecorrumpeerd kan worden.

    Mimilas: ‘Dus, aangezien het eeuwig is, dan zou de animus in staat zijn om het beeld van God te ontvangen?’

    Aristoteles: Precies. Het is de anima die maakt dat Paulodaure na een bezoek aan zijn gierstveld, in plaats van direct naar huis te gaan naar Bobona en de kinderen, het verkeerde pad kiest naar de herberg om plezier te maken met zijn vrienden, dan beetje bij beetje te veranderen in een dikke, spijtige en cirrose zwaarlijvige verschijning, op de drempel van de ouderdom.

    Aan de andere kant, het is de animus van Paulodaure die puur en intact blijft (want het is weinig gebruikt) bij de poorten van het Paradijs in afwachting van zijn introductie… en dus, voor dit vormeloze iets date een groot bereik heeft in kracht, maar wat, achtergelaten in de wildernis, op dezelfde schap ingedeeld als de bol van de lachende zeemeeuw, wat wordt ervan?

    Toen viel er een grote stilte die doordong in het laagste level van de Academie (ook wel bekend als de huiskamer) alle gesprekken werden onderbroken en er hing spanning in de lucht. In de animus van iedereen werd er een moment van reflectie gehouden waarbij men dacht over de verlossing.

    Mimilas krabde aan zijn hoofd en zei toen, onthutst, ‘Ik vrees dat de heilige poortwachter het zeker de toegang zal ontzeggen!’


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:25 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek II - Lofredes
    Lofredes II - « Van het Zijn tot het Zijn »


    Door de stomverbaasde menigte liep de zwaarste tegenstander van alle strijders van de geest; Cratyle, de Doofstomme Filosoof. Hij had eerder al de beroemde Heraclitus op zijn eigen grond verslagen met het toen beslissende argument dat

    « Men niet twee keer in dezelfde rivier kan baden »

    Cratylus zei

    « We kunnen nooit een keer de waarheid vertellen zonder dat iemand het van richting doet veranderen of er zijn eigen uitleg aan probeert te geven, daarom zal ik vanaf vandaag mijzelf nooit meer met woorden uiten. »

    Cratylus werd gevolgd door zijn coach, die zijn voorhoofd afveegde en nam plaats tegenover de profeet die tegen hem begon te spreken terwijl zijn vinger roerde om richting te geven aan de uitspraak:

    « Ik niets kan zeggen dat begrijpelijk is op deze veranderende wereld »

    Deze uitspraak was bedoeld om zijn geduchte tegenstander om de tuim te leiden. Deze hoorde de woorden aan als een effectieve aanval op zijn doel, maar Cratylus wist zich nog net staande te houden. Met de bescherming van zijn gezag sprak hij:

    « Onze blik op de wereld wordt enkel maar vertroebeld door onze spraak. Wij spreken onszelf tegen en verdraaien de waarheid naar onze eigen hand. »

    Cratylus, toch gedestabiliseerd door de opmerking van de Profeet, probeerde te peilen in welke richting zijn rivaal zou gaan en kreeg hierdoor een spanning op zijn middenhandsbeentje waardoor hij zijn middelste vinger ophief en zijn andere vingers vouwde.

    De profeet greep deze kans en zette de situatie naar zijn voordeel:

    « Als we het voorbeeld nemen van Paulodaure, wiens lichaam geteisterd werd door diens langdurige verblijf in de taverne. Deze kroop vaker op handen en voeten terug naar huis waardoor hij een grotere gelijkenis had met een reptiel of een viervoeter dan met een mens, omstanders kunnen tegen elkaar hebben gezegd dat, omdat hij zich zo voortbeweegt hij als zodanig dus er één moet zijn. Iedereen is het er echter over eens dat hij een tweevoeter is (alhoewel hij niet de macht had om zich zodanig te uitten) »

    Cratylus begreep het maar al te goed en begon te zweten van angst, hij probeerde zichzelf af te koelen door met zijn handen te wapperen.

    Aristoteles zei:

    « Alles goed en wel, maar mensen ondergaan nu eenmaal veranderingen en dat is wie wij zijn. We kunnen ons misschien gedragen als doelloze en nutteloze wezens door ons niet met woorden te uitten, maar dat neemt niet weg dat dit slechts schijn is van wat wij werkelijk zijn; denkende wezens. »

    Toen deelde de wijze man de ultieme klap uit:

    « Zelfs al zegt de Doofstomme Filosoof hier geen woord omdat hij dit niet wenst, we weten allemaal dat wij als mensen grote kletskousen zijn. Dat is de waarheid en dat is hoe wij als wezens zijn. Daaraan kun je niet veranderen en wil je ook niets veranderen, want het Woord is het geschenk dat de Almachtige aan de mensheid gaf. »

    Deze laatste aanval bracht de tegenstander op zijn knieën en zijn duim zonk naar de grond, waarmee hij aangaf "ik heb de strijd verloren". Hierna tilde de juichende menigte de profeet in de lucht en kroonde hem tot winnaar (en dus zweefde de profeet hierna van geluk, zoals ze zeggen).

_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:27 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek II - Lofredes
    Lofredes III - « De Kopieën van ideeën »


    Terwijl de volgende dag zijn aanvang nam en men bezig was met de dagelijkse oefeningen en voorbereidingen voor de volgende toespraak in een nabijgelegen stad kwam Xenocrates, "de onhandige" naar de profeet toe.

    Xenocrates stond bekend om zijn aforismen zoals "de hersenen hebben verbazende mogelijkheden, zoals bijna iedereen tegenwoordig" of "alcohol maakt het water drinkbaar" of "een ton weegt honderd pond, vooral als het zwaar is". Xenocrates sprak tot de profeet met de volgende woorden:

    « De kapitein heeft gehoord over uw prestaties en uw overwinning op Cratylus, hij wil u daarvoor feliciteren en heeft mij gevraagd of ik u wil vergezellen naar zijn hoofdkantoor »

    De profeet antwoordde:

    « Een bijeenkomst van Plato slaat men niet af, men maakt er juist het verschil »

    Eenmaal aangekomen op het Gymnasium gonsde het van de slijmerige geruchten over "Grootmeester Plato" en leek het alsof men als tamme honden achter Plato aanliep. Dit alles zorgde ervoor dat de profeet een wenkbrauw optrok, zeker toen er een stilte viel.
    Vervolgens stapte Plato naar voren. Hij was 1 meter 93 groot en 95 kg opgeblazen trots. Hij nam Aristoteles' arm in een belangrijke en volledige vergrendeling en zo begon het beroemdste verbale steekspel aller tijden.

    De eerste ronde - Plato begint: De kopieën van ideeën

    Plato: "Cratylus heeft, door gebruik te maken van zijn vingers en zijn vreemde taal, zich blijkbaar net zo ontwikkeld als wezens welke het nauwelijks verdienen om bij naam genoemd te worden door hun geliefden.
    Jongeman, als ik schuchter was maar voorzien van een stem welke bulderde als de hagel al de reus die ik ben, moet ik deze dan niet juist gebruiken om vragen te beantwoorden? Gebruiken om de vraag te beantwoorden wie ik niet ben? Is het niet, mijn goede vrienden?"

    « Zeker » , antwoordden zij allen in koor, gelijk een fanclub.

    Plato: "Echter, wanneer verandert er iets wezenlijks aan iemand? Heeft men immers eerst niet iets goeds in zichzelf nodig alvorens men radicaal anders kan worden? Is dit niet waar, jongen?"

    « Wat u zegt » fluisterden zijn hielenlikkers in koor

    Xenocrates: “Anders krijgt men misschien dat de broer van mijn broer, mijn broer wordt en dat mijn schoonzus mijn zuster wordt en mijn neven mijn eigen kinderen worden, dat zou toch niet kloppen!”
    sprak Xenocratus, welke zich vervolgens op zijn hoofd krabte

    Plato: “Zo kan men toch beter een beest eerst muilkorven om hem iets af te leren dan dat wij pinda’s naar hem werpen en hem dan proberen af te leren deze te eten omdat ze ongezond voor hem zijn?”

    « Zo is het maar net! » schreeuwden de omstanders

    Plato: “Ik zou eraan willen toevoegen dat wanneer wij dingen willen veranderen de veranderingen gevonden moeten worden in dezelfde soort constante tekens die worden doorgegeven van individu tot individu, tekens welke de generaties overstijgen en welke kopieën zijn van universele modellen die onveranderlijk zichzelf reproduceren. Deze modellen roepen ideeën op en daar worden weer kopieën van gemaakt. Ik beloof u dat over duizend zevenhonderd jaar de mensheid nog steeds mensen als Xenocrates zal kennen die met zijn eigentijdse entertainment de mensen vermaakt.”

    « Een beetje zoals mijn neef! » riep de uitzinnige menigte

    Plato: “Trouwens, we hebben geen flauw benul van deze archetypen, deze ideeën, omdat onze ziel bestond voor ons en zal overgaan in andere organismen, lang nadat wij zijn heen gegaan.”

    « Zo is het maar net, Magistraat » sprak de menigte aan de voeten van Plato

    Plato: Dus dit is de reden waarom alle levende wezens misschien vergelijkbaar handelen maar niet hetzelfde zijn. Omdat wij kopieën zijn van universele modellen en als zodanig zal een slak welke paart nooit een stekelvarken worden.”

    De discipelen van Plato leken bijna op te krullen tot een bal omdat zij zo in vervoering leken te raken door de woorden van hun Magistraat

    Plato: “Metgezellen, ieder van ons kent de mythe van de afwijkende mening van de jonge provinciale welke naar de stad kwam om zodoende de beste leerling te worden het is daarom, Aristoteles, dat ik je laat spreken”

    Aristoteles: “Met God als mijn getuige, ik zal Plato’s hand blijven vasthouden en ik zal meer waarheid opzuigen!” antwoordde de Profeet. Het publiek hield zijn adem in en wachtte.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:29 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek II - Lofredes
    Lofredes VI - « De Essentie van de Dingen »


    Aristoteles: "Je betoog, mijn goede meester, is net zo briljant als dat het een puur verzinsel is van de verbeelding. Wanneer jij stelt dat dingen kopieën zijn van ideeën en dat deze kopieën niet betrokken kunnen of willen zijn bij hun vooruitgang is een pure poëtische metafoor van loze woorden."

    De aanhang van Plato keek verlegen naar de hemel alsof zij engelen zagen langs suizen door de analyse van Aristoteles.

    Aristoteles: "Ik durf te zeggen dat het vaststellen van ideeën, om te verklaren dat er ideeën zijn, bijna net zo wazig is als de verklaring voor de ideeën zelf, denk je niet? Het proces is zo wazig als maar kan.
    Het is net als Paulodaure die stomdronken met één oog dicht probeert te voorkomen dat hij dubbel ziet. Zijn strijd tegen de draaiing is net als uw betoog dat de ideeën zich eindeloos vermenigvuldigen in het algemene universum."

    Hoewel het publiek krampachtig probeerde vast te houden aan de woorden van de Meester, begonnen er geruchten te verspreiden over de verschillende zienswijzen van Aristoteles.

    Aristoteles: "U beweert dat de ziel overgaat van lichaam tot lichaam zonder afhankelijk te zijn van dat lichaam. Hoe kan de ziel dan gewijzigd worden door het lichaam zelf? Want wanneer wij weer kijken naar Paulodaure en hem beschuldigen van het feit dat hij acht gram zuivere alcohol in zijn bloed heeft en hij daardoor lelijk wordt, kijken wij niet naar zijn ziel die schitterend is om te zien."

    Het gepeupel fluisterde:«Aristoteles heeft daar wel een punt» … «Ik wil ook zo zijn als hij»

    Aristoteles: "En volgens u is het idee van het mens-zijn een ideaal type dat zich enkel maar reproduceert van een perfecte man en een perfecte vrouw, maar hey.. Laten we serieus blijven, dit model is net zo abstract als het feit dat we Diogenes op klaarlichte dag door de straten van Athene zouden zien lopen met een lamp in zijn hand."

    De Profeet toverde een grote glimlach op zijn gezicht: "Heilige Egène!"

    Terwijl de menigte stond te luisteren naar de Profeet stapte Augustus Diogenes naar voren die jarenlang afwijzend had gestaan tegenover Aristoteles en nimmer lid wenste te worden van zijn volgelingen. Verkleed en beschilderd als een vrouw gooide hij een geplukte kip voor de voeten van Plato, waarna hij met een schelle stem zong:

    «Herhaal het en schreeuw het van de daken, de Meester is een menselijke vogel zonder veren»

    De menigte grinnikte, terwijl zij allen medeplichtig waren aan de val en nederlaag van Plato.

    «Laten wij de oude ideeën overboord gooien en de nieuwe omarmen!»

    Aristoteles, met de tranen in zijn ogen van het lachen, sloeg Plato op zijn schouder en zei:

    "Probeer te begrijpen, mijn vriend, dat de grond van alle wezens, de essentie van wezens, in zichzelf ligt en daardoor vorm krijgt. Dat alles zal plaatsvinden onder de ogen van de Allerhoogste en dat onze zielen uiteindelijk, wanneer wij de ogen sluiten, weer terug naar Hem zullen gaan waar zij tot in de eeuwigheid onophoudelijk kunnen spelen en genieten."

    Sommigen van de voormalige aanhangers van Plato, de meest hippe lieden uit Athene, kwamen bijeen rond de Profeet en wilden direct van mode verruilen. Zij gooiden hun klassieke gewaden af en hingen een Chiton, zoals de Profeet deed, om zo de onttroning van het oude definitief te maken.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:33 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek III - Verhaal van de Collageen van Mégare
    Hoofdstuk I - « Het Orakel van Troje »


    Van de volgende buitengewone gebeurtenissen was ik, Collageen van Mégare, aide de camp in het leger van Alexander, getuige en ik kan u zeggen dat ik met mijn dertig jaar van militaire campagnes al veel heb mee gemaakt en gezien heb en dat er maar weinig dingen waren welke mij echt hebben verbaasd. Het was daarom ook dat ik de bijnaam “Diogenes-bij-de-pinken” kreeg.
    Het was op een goede dag dat onze jonge prins besloot om op zoek te gaan naar de ruïnes van de legendarische stad Oanylone, enkel en alleen op advies van deze gekke oude filosoof die het simpelweg in zijn droom had gezien. Toen ik dit hoorde onderdrukte ik een kreet van schrik terwijl ik verborgen stond achter een pilaar met naast mij Callisthenes, neef van de wijsgeer, die ik hoorde fluisteren: «Ik zal je huid hebben, Darius»…En daarmee was alles gezegd.

    Zo vertrokken we op een lentemorgen naar het oosten, veertig duizend soldaten gespannen als een boog, die een droom nastreven.

    Bij de gekruisde Hellespont aangekomen liet Alexander, gevoed door verhalen van Homerus die door Aristoteles in zijn gedachten waren gebracht, de tenten opzetten op de velden bij de ruïnes van Troje en zelf ging hij tussen de ruïnes zitten mediteren. De ondergaande zon verlichtte met zijn gouden stralen de overblijfselen van de reusachtige bemoste muren en de stille vreemde plekken. Terwijl de prins zat te mediteren over zijn jeugd en de grootsheid van zijn mogelijke daden gingen de filosoof, zijn neef en ik op een gedempt gezang af welke de stilte leek te doorbreken. We liepen alsof Achilles ons achterna zat. In een cirkel van stenen zagen wij mensen, sommigen stonden rechtop als versteende beelden en leken onze aanwezigheid niet op te merken, anderen merkten ons op. Door onze handelingen leek een priester te ontwaken uit zijn trance. Hij bleek een tolk te zijn en hij verwelkomde ons in de volgende termen: «Buitenstaanders, voor vele dagen kondigde het orakel reeds uw komst aan door de mond van Oenone, leg uw vragen of kwellingen aan hem voor en God zal antwoorden»

    De deelnemers aan deze ceremonie droegen allemaal eenzelfde amulet, gemaakt van drie metalen:

    [afbeelding is vermist]

    Vervolgens werd er aan het orakel een kom vol water geven en een aantal laurierbladeren waarop hij begon te kauwen en ze vervolgens in het water legde.

    Het was de onrustige Aristoteles welke vervolgens het woord nam: “Wat is het uiteindelijke doel van mijn zoektocht.”

    Oenone, gezeten in het schemerduister, hervatte zijn gekke gezang «Hij treedt nu in een dans voor transcendentie»
    “Wat zegt het?” vroeg Callisthenes verhit.
    Geleidelijk werd het vreemde gezang duidelijker verstaanbaar:

    “Drie, twee, een, vind de oorsprong terug;
    Daar waar Troane is, de derde woonplaats van de draden wordt bereikt;
    Dichtbij Daisane zijn de Kinderen van de Eerste;
    Daar vindt men het ontstaan van Oane en wordt de eerstgeborene gekozen als heraut van de Allerhoogst”

    De Hoge Priester knikte naar Aristoteles die ontzet leek te kijken. De Priester vertaalde eerbiedig:

    “Jouw rondreis begint hier, in Troanne, de Derde stad van de draden van Oane, verder in het oosten zult u moeten zoeken naar Daisane, daar bevindt zich de tweede sleutel van uw reis. Daarna zult u nog verder naar het oosten gaan, verder dan ieder mens ooit gegaan is en daar zal u worden tot Gods heraut."

    De nacht was voorbij gegaan en liet vele gissingen achter waarin een mens zich kon verliezen. Gissingen over dit raadselachtige bericht en de identiteit van dit Oane, de stad die in de taal van vele volkeren was doorgedrongen. De vreemde volgelingen verlieten ons niet meer maar gingen met ons mee en vormden een kring rondom ons kamp. Deze openbaringen leiden de volgende dag in waarin wij strijd leverden tegen Arsitès, generaal van de Perzen. De afloop van deze oorlog kantelde in ons voordeel toen Aristoteles aan de prins voorstelde om te wachten met de aanval tot de zon in onze rug stond. De Perzen, die door de zon werden verblindt en de voorhoede vormden van het Perzische leger, werden verblindt en konden geen onderscheidt meer maken tussen wie vijand was en wie vriend. Hierdoor verloren zijn hun posities en werden zij overmeesterd door de Macedoniërs welke een doorbraak forceerden en zo triomfeerden.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats


Dernière édition par Alexei Kosygin le Dim Déc 27, 2020 3:38 pm; édité 1 fois
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:37 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek III - Verhaal van de Collageen van Mégare
    Hoofdstuk II - « De grote bibliotheek van Angora »


    Zo vervolgden we onze weg naar Godion, met achter ons vier kolommen van opwaaiende stof waarin de banier van Ouragos duidelijk te zien was. Verder liepen er pelgrims met ons mee die, net als Aristoteles, op zoek waren naar iets dat zij de “Geest” noemden.
    Als ware het een strijdkreet riepen zij: « God is met ons ». Onze rijen werden iedere dag langer en uitgestrekter, zeker toen de Wilusa clan en de Lukka stam zich bij ons voegden.

    In de geboorteplaats van koning Midas kwam een volgeling naar de grote Alexander en boot hem zijn zwaarden aan, zoals de voorspelling had voorzien. Wij konden hierdoor de volgende dag Angora zonder slag of stoot betreden onder de voorwaarde dat het leger niet de citadel in zou komen.
    Boven de stadsmuren, die werden onderbroken door vier machtige poorten, zagen wij het koninklijk paleis hoog boven alles uitsteken. Aan de voet van het paleis lag een begraafplaats en het gebouw waarom wij naar Angora waren gekomen, de grote bibliotheek. Wij waren naar dit gebouw toe gegaan omdat aan Aristoteles, door Oenone, was onthuld dat er een fragment van een manuscript moest liggen van de oorspronkelijke bevolking. Een manuscript dat van groot belang was.

    Achter de bronzen zuilengalerij hing een rokerige sfeer en hielden zich de grootste geheimen schuil. In de Leeszaal der Waarzeggers waren wij getuigen van zeer ongewone praktijken:

    Een waarzegger, gebogen over een kop van een dier, leek het lot te kunnen ontcijferen door in diens dode ogen te staren. De waarzegger naast hem leek onze toekomst te kunnen voorspellen door verschillende soorten botten op een leestafel te gooien, terwijl een andere waarzegger onze onzekere toekomst door de darmen van een kip kon zien. Leunend over de resten van de vogel keken Callisthenes en ik kritisch naar deze mensen en probeerden we de betekenis van dit alles te ontdekken door naar Aristoteles te kijken, die een kritische rol leek te spelen in deze vreemde gebeurtenissen. Wij liepen verder en daalden langzaam af in de donkere gangen van wat wel een mausoleum leek van stoffige archieven. Rondom ons zagen wij boeken over fabeldieren, zagen wij kleitabletten, dikke boeken en pamfletten en uiteindelijk vonden wij het manuscript waar wij naar op zoek waren. De filosoof pakte het manuscript beet en begon te lezen:

    Citation:
    « De mensen van de eerstgeborene zijn verbannen naar het oosten en het westen en werden afgezonderd van het Pad van de Zon. Toen kwam hij die op een vruchtbare hoogvlakte, verdedigd door de voet van een berg en verschillende rivieren, besloot een kamp op te zetten. De vermoeidheid was toegeslagen en dit leek dan ook de ideale plaats om de nacht door te brengen. Toen men echter het kamp wilde opzetten verduisterde de hemel en scheurde een bliksemschicht de duisternis in tweeën. Een stem sprak tot de mensen in het kamp: “Mensen van weinig geloof, herinnert u de plagen van het water, het vuur en de sprinkhanen, zodat u altijd aan God herinnert zult worden.

    En zo gebeurde het dat deze mensen met weinig geloof, die zich Daisan noemden vernoemd naar één van de rivieren, beschutting zochten bij de voet van de berg en nooit meer de Allerhoogste vergaten. Zij die niet meer wisten wie God was kregen te horen, vraag het aan uw vaderen, zij zullen het u leren. Vraag het aan uw voorvaderen, en zij zullen het u vertellen. En hoe het kwam dat de plagen waren beschreven? Zij waren opgeschreven door de schrijvers die waren weggestuurd om te schrijven over de plagen, zodat de mensen na hen van de fouten van hen die voor hen kwamen zouden leren, zodat zij altijd beschermd zouden blijven van wat eens gebeurd was. »

    Zo gebeurde het dat wij wisten dat deze mensen die zich vernoemden naar een zijrivier van de Eufraat, Daisan, een stad in de buurt hadden gesticht. Een stad die wij kenden onder de naam Urhai.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:40 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek III - Verhaal van de Collageen van Mégare
    Hoofdstuk III - « De stam van Habram »


    En zo gingen wij op weg naar Urhaï, achter ons een cohort van soldaten en aanhangers die ontroerd waren door onze grote zoektocht. Zo liepen wij, met achter ons een wolk van stof, de ondergaande zon tegemoet.
    Wat de filosoof betreft, deze had berusting gevonden in het plan dat de Allerhoogste met hem voor had en hij aanvaarde de lasten die dit met zich meebracht. Wat zijn neef en mijzelf betreft, wij werden zijn trouwe lijfwachten.

    Bij de dorre hellingen van de Taurus aangekomen kwamen, gewaarschuwd voor de komst van Aristoteles, de mensen van Urhaï naar ons toe gevaren in boten versierd door bloemen. Varend op de smaragd van die de rivier van Daysan was. De chaotische schokken van de rivier baarden Callisthenes zorgen, waardoor hij niet de kleurrijke randen en welkomsttekens van de inwoners uit de omgeving zag. Hij keek enkel maar naar de vochtige bodem van de rivier die eruit zag alsof hij door nagels was bekrast.
    Aangekomen bij de voet van het fort was ik verrast door de grote meren waar priesters de hoofden van hun stamgenoten in onderdompelden, waarna de ondergedompelde met een blik vol vreugde weer boven kwam. Het vreemdste om te zien was nog wel Aristoteles, die geheel vrijwillig deze marteling wilde ondergaan. Hoewel de warmte en vochtigheid hevig waren op deze plek dacht ik echt dat hij zijn verstand was verloren.

    De opperpriester werd door dit gebaar van de profeet tot tranen bewogen en hij sprak tot ons alsof hij voor het eerst Jah had gezien:

    «De Almachtige God zal jouw aanvaarden, jij die ervoor kiest om de feilbaarheid van dit aardse leven in te willen zien en zo als herboren weer boven wilt komen.»

    Wat er daarna gebeurde blijft tot op de dag van vandaag onduidelijk, maar wat ik wel weet is dat in de grootste van de meren plotseling vele heilige karpers begonnen te spartelen en te springen, waardoor een chaotische dans ontstond.

    Later leerden wij dat, als door een wonder, de eerste van deze karpers was ontstaan uit een brandende fakkel op de top van de citadel. De voorvader van de Urhaï stam, Habram, was geopenbaard dat wanneer hij rond de fontein van Callirhoe, die de bron was van alle meren rond de citadel, begon te springen er een heilige karper tevoorschijn zou komen die voorspoed voor zijn stam zou brengen. Aldus geschiedde het en uit het vuur kwam de heilige karper die op wonderbaarlijke wijze is voortgeplant en door zijn nageslacht in de meren is bewaard gebleven.

    De vissen stopte plotseling met hun chaotische dans en vormden een perfecte cirkel. Zo perfect dat het leek op de baan van de sterren die rond het hart van de schepping zweefden. De afstammelingen van Habram, waar velen ook in dienst waren van het Macedonische leger, vielen elkaar bij het zien van dit wonder in de armen en weenden:

    «Edessa», «Broeders, wij zijn verbonden»

    De hoge-priester stapte naar voren en sprak:

    «Broeders, met u delen wij onze geheimen, want zo tonen wij dat wij broeders zijn. Gaat naar Harran, want hij is de grote wijze van onze stam»

    Aldus gingen wij, in een lange stoet, naar de tempel van Harran, waar de wijze oude man met een dikke baard op ons stond te wachten. Alle ogen waren op hem gericht en zijn ogen leken te schitteren toen hij zijn openbaring aan ons bekend maakte:

    Citation:
    «Het was hier, nadat de Allerhoogste de mensen uit de Eerste Stad had verjaagd, dat Hij zich weer over ons ontfermde en onze voorouders, die de exodus uit Oane hadden overleefd, de tableau van Anani Mhor schonk.
    Het was ook hier dat Hij ons, ter herinnering aan Hem en Zijn heilige verbond met ons, het schild der Verbondenheid schonk. Dit schild bestaat uit de drie edelmetalen; brons, zilver en goud.

    De legende gaat dat enkel de goddelijke boodschapper het binnenste van deze cirkel kan ontdekken en enkel hij ons het binnenste van deze cirkel kan laten zien. Want het goud in het binnenste van deze cirkel is zo verblindend dat enkel hij, die zich de goddelijke boodschapper mag noemen, de teksten van de Allerhoogste kan ontdekken.»


    De profeet veegde discreet zijn voorhoofd af en mompelde:

    “Men zegt dat Homerus blind was, wie zegt mij dat ik, Aristoteles, dat niet ben?”

    Na vele dagen te hebben doorgebracht in gebed en festiviteiten was het tijd om onze zoektocht voort te zetten. Nauwe banden werden gesmeed tussen de soldaten en de Uraïters. Veel dienstplichtigen beloofden dat zij zouden terugkeren wanneer zij hun plichten als krijger hadden volbracht.

    Zo gingen wij verder en het kan niet anders dan dat de verworpenen op de Maan ons hebben zien lopen, een lange stoet, op weg om de profetie te vervullen.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:42 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek IV - De Zetel van Aornos
    Hoofdstuk I - « De belegering van Aornos »


    Ik, Episténe, in dienst van Alexander de Grote III, op de schemering van mijn leven aangekomen, vertel u over de fabelachtige gebeurtenissen die ik heb aanschouwt, zoals wanneer het Macedonische leger Nicae, en de kusten van Cophen, voorbij de Bergen Paraponisades veroverde. Niemand van ons kende de verre en geheimzinnige gebieden die wij benaderden. Alexander en ik hielden ervan om de herinneringen van Ctésias boven te halen, of de manuscripten van Herodotus te bestuderen, die alles beschreef wat wij ongeveer nog konden leren.
    De conditie van onze reis was wanhopig slecht. De hete en de ongezonde lucht putte de soldaten uit. Luchtvochtigheid was een constante ergernis en geelachtige vuil drong door onze maskers op de gezichten van de soldaten, waardoor de lichtste schaafwond meteen geïnfecteerd raakte. Drinkwater werd schaars, en eten rotte al na enkele dagen. Sommigen kregen fatale griep waardoor wij gedwongen werden hen dood achter te laten. De ongelukkige voorwaardelijken liepen voorwaarts op de wegen die de naam van de onwaardige droegen. Aan het einde van elke dag zorgden stortregens ervoor dat de wegen veranderden in moerassen.

    Uiteindelijk, op een mooie ochtend, bereikten we het historische Aornos, schuilplaats van het Assacénsche volk, die onze goede koning zijn vijanden noemde. Vier kolossale zilveren torens vormde de hoeken van de verdedigingswerken van de zwaarbewaakte en unieke stad. De stad was gebouwd op een heuvel. Op de top kon men zien wat een tempel zou moeten voorstellen, met op zijn top een soort van minaret bedekt met goud en zeldzame stenen, die op hun beurt de zon reflecteerden en over de stad lieten schijnen.
    Alexander deed een nauwgezette inspectie van zijn troepen, en hield daarna een boeiende toespraak over de daden van vandaag en de publieke zaak, om zo het moreel wat te verhogen. Daarna ontmoette hij zijn generaals om de strategie te bespreken. De generaals waren het eens dat de hoofdkwartieren zouden moeten worden georganiseerd, en Alexander maakte deze opmerking: “We zullen enkele kogels afvuren om te laten weten dat we hier zijn. Dat moet wel zorgen voor hun katapulten!”. En zo was het gedaan naar de wil van de vorst.

    Onze vijand reageerde op een zeer eigenaardige manier op ons eerste salvo. We zagen, in onze richting komend, een delegatie van drie Assacénsche rijders. Eén van hem wendde zich meteen tot Aristoteles, de leermeester van Alexander, en een man van ongelofelijke kennis, en sinds deze gebeurtenissen, een man waarvan ik denk dat hij heilig is. Hij keek naar onze filosoof en hield de volgende toespraak: “We hebben gewacht op uw komst. De Grote Manito, de Kosmische Slang, voorspelde uw aankomst.” Daarna richtte hij zich tot Alexander in verontrustende termen: “Vorst van Macedonia, je zal Aornos binnenkort vernietigen maar voordat we het Grote Ontwerp kunnen bereiken, moeten we Aristoteles onze stad laten zien, en hem tonen hoe deze werkt. Wanneer hij terugkeert mogen jullie de aanval beginnen.” Alexander, bang voor een val, verklaarde zijn wantrouwen, maar Aristoteles zei tegen hem: “Als ik niet mijn nieuwsgierigheid bevredig, kan ik niet in vrede sterven”.

    Alexander: “Maar als je daar heen gaat, ga je eerder dood.”

    Aristoteles: “Als ik niet ga, ga ik later dood, maar ik zou onbevredigd doodgaan. Op welke manier ook, ik ben dood.”

    Alexander: “Dat is hoe jij het ziet.“

    Dat was niet zonder mijn nieuwsgierigheid te wekken. Ik vroeg discreet mijn vorst of ik de filosoof kon volgen tijdens zijn bezoek. Mijn verzoek werd geaccepteerd en de Assacéniërs accepteerden het ook.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:46 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek IV - De belegering van Aornos
    Hoofdstuk II


    De stad van Aornos was een uniek voorbeeld van sociale bouwkunde. Onze Assacènesche gastheer handelde als een gids tijdens ons bezoek, waar we vooruitgang boekten in de richting van de top van de heuvel. Zodra we dichterbij kwamen, zag ik Aristoteles weer. Deze keek mij aan met een blik van erkenning. Bij elke vraag van onze gids, reageerde de filosoof met de nodige voorzichtigheid.
    Terwijl we aan het reizen waren door een donker doolhof van steegjes – waar elke hoek en schaduw het toneel was van plunderingen, agressie en geweld, en waar de vulgariteit zichzelf wellustig presenteerde aan zijn voorbijgangers – onze gastheer legde uit dat dit de Zone D was. Zone D is waar alle vluchtelingen werden geplaatst, en waar zij die niet naar de wet luisterden heen gestuurd werden. Ik stelde onze gids de volgende vraag: “Maar waarom worden zij niet verbannen?”

    Onze gids gaf als antwoord dat Manitou dit niet wilde, omdat in de woorden van hun vorst, “We onze stad zouden ontvolkeren.”

    Het is nodig om te verduidelijken dat Assacène de pasgeboren baby’s uit de buurt haalden van Zone D. moeders en deze baby’s met baby’s van de boerderijen vervingen. Aristoteles reageerde: “Ik zie hier alleen ondeugd en verachtelijke ellende.”

    We liepen verder door een buitengewoon en uitgestrekt boerenland van diverse teelten: Maïs, tarwe en gerst. De velden bruisten van het leven met kuddes varkens en koeien. De boeren bleken vel over been te zijn en waren zichtbaar aan het lijden onder de slavenarbeid en honger. De Assacène vertelde ons dat dit Zone C was, waar de boeren leefden. Ik waagde de volgende vraag, “Maar waarom zijn jullie boeren zo mager?”

    Onze gids antwoordde dat de bovenste kaste leefde in weelde en dat de productie onvoldoende was om het inkomen van de werkende klasse te garanderen. Hij maakte ook duidelijk dat de Manitou weigerde om boeren te vestigen buiten de stad, waar ze van meer land kunnen profiteren, en meer opbrengst, want Manitou zei: “boeren moeten zeer nauw worden gecontroleerd om afwijkende daden te voorkomen.” Aristoteles antwoordde: “Dat is absurd”.

    Terwijl we verder liepen kwamen we door een wijk met goede huizen en met grandioze gebouwen die gewijd waren aan overwonnen militaire helden. De straten waren gevuld met levendigheid en het was een komen en gaan van mensen die geen enkel doel leken te hebben. De Assacène vertelde ons dat dit Zone B was, de overblijfselen van de burgersoldatenkaste. Ik merkte op dat veel mensen kleine koperen spiegels droegen die om hun nek hingen en die vaak stopten voor lange momenten om hun eigen reflecties te bekijken. Ik stelde de volgende vraag, “Wie zijn deze mensen die plezier lijken te hebben om naar hun eigen spiegelbeeld te kijken?” Onze gids antwoordde dat veel van deze soldaten al jaren geen loon hebben gehad en dat zij niks anders te doen hebben dan dingen te aanbidden van de natuur, dus bewonderen ze zichzelf en leven in een losbandigheid en luxe leven. Hij verklaarde ook dat de Manitou verbood de soldaten te trainen in tijden van vrede, of zelfs wapens te dragen, omdat in zijn eigen woorden, “We niet willen dat op een dag het leger zich tegen ons keert.” Aristoteles reageerde, “Dat is belachelijk.”

    Terwijl we verder gingen liepen we door een gebouw dat leek op een klooster gewijd aan de meest belangrijke zaken van de stad, passeerden we welgedane magistraten die briljanten sieraden droegen in alle kleuren van de regenboog. Het gebouw leverde onderdak aan bedrijven van handelaren, bankiers, en dragers van alle onderdelen. De Assacène deelde mee dat dit de hoogste wijk was, Zone A. Het was hier dat wij de filosoof-koning van de stad moesten ontmoeten. Ik vroeg de volgende vraag: “Maar is uw overheid alleen bezig met de kwesties van geld? Staat alles in verbinding met de markt?” Onze gids antwoordde dat alle zaken met betrekking tot politiek achterwege gelaten worden, en zij nog enkel geïnteresseerd zijn in de economie. Maar hij vertelde ook dat Manitou had verklaard dat het doel van de stad was zijn rijkdom te vergaren, in zijn eigen woorden, “om zich te beschermen tegen een toekomstige crisis.” Aristoteles maakte deze opmerking: “Dat is verontrustend.”

    Eindelijk arriveerden we op de top van de heuvel, met uitzicht op de tempel van de Manitou.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:49 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek IV - De belegering van Aornos
    Hoofdstuk III


    De tempel van de kosmische slang Manitou was een immens en imposant bouwwerk met architectuur zonder franjes. Het decor was uiterst simpel en beperkt tot een paar afbeeldingen die scènes uit het leven van de slang godheid van de Assacene verbeelden. Alleen de koepel van de tempel in contrast, in schril contrast met de rest, werd bedekt met bladgoud en edelstenen. Wij, die zich voelden als indringers, volgden onze gids naar een soort van teller die werd bijgehouden door mensen die op monniken leken. Ze vroegen ons onze namen, waar we woonden, onze families, ons inkomen, en na enkele uren hadden we eindelijk toestemming om Manitou te ontmoeten.
    De kosmische Manitou was een eigenaardig persoon. We verwachten een vorst, gekleed in pracht en grootsheid, maar we werden geconfronteerd met een man zonder charisma. De Manitou was een kleine, magere, tamelijk oude man en had een belachelijk klein snorretje. We werden nogal koeltjes begroeten met de woorden: “Buitenlanders zijn niet altijd welkom hier, maar we maken een uitzondering voor jullie omdat jullie betrokken zijn bij de voorspelling”. Ik verlangde ernaar om een vraag te stellen, maar Aristoteles stelde mijn vraag voordat ik de kans hiervoor kreeg:
    “Over welke voorspelling spreekt u?”

    De Manitou vertelde ons dat hij in een droom gezien dat legers van het westen Aornos zouden vernietigen, maar een filosoof met de naam van Aristoteles zou eerst in de stad komen om de stad te vereeuwigen in zijn geschriften. Aristoteles zei dat hij niet zijn waardevolle tijd zou geven aan twee regels over Aornos: “in de plaats daarvan zou het doodgaan; of nog beter, Aornos zou totaal vergeten moeten worden”.
    De Manitou was geschokt door de woorden van de filosoof, “Nee, nee, nee! We kunnen niet vergeten worden! We zijn van politieke aard!”

    Aristoteles barstte uit:

    “Wat! Je maakt een grapje zeker? In je dromen zeker! Alles wat ik hier zie is zonde. Ik zie alleen een begeerte van horden, badend in hun misbruik van vlees, wat leidt tot verontreiniging van de ziel, overgaand in een zwart landschap vol fantasieën waar lichamen mengen in onuitsprekelijke posities. Dit verdomde komen en gaan in een sinistere dans, op zoek naar nieuwe ervaringen omdat hun woeste eetlust niet kan worden gestild. Niets anders is belangrijk voor hen, behalve de tevredenheid van de lage begeerten en weldra is hun obsessies zo zwaar dat ze wegzakken in een zwarte gekte.”

    “Ik zie alleen de woede van arme drommels die zich over geven aan hun primitieve neigingen van het verhogen van hun stem of vuist tegen hun broeders en de sinistere plunderaars die genieten van het geweld van hun misdaden. Ze worden voortgeduwd door hun brute verlangens, of hun neiging om de perversie te voeden zichzelf te goed te doen met menselijk vlees en het bloed van hun slachtoffers te drinken, voordat zij de dood verspreiden en zich vervolgens vergeten in een orgie van de ingewanden en lichaamssappen.”

    “Ik zie alleen de hebzucht van hen die luisteren naar bevelen, maar niets te doen en enkel maar benutten. Zij die de meest elementaire belangen van hun onderdanen vergeten en die plezier hebben in hun kleine troost. Ik zie enkel maar zij die de vitale behoeften van hun werkende broeders negeren, en geen brood geven aan hongerige monden. Zij, die de echte waarheid willen negeren en enkel maar hun eigen geld willen steken in egoïsme en zo allen laten verkommeren die zij niet voeden. Zij zullen zelf verkommeren en gebocheld verder gaan tot het einde der tijden.”

    “Ik zie alleen de hebzucht en de buitengewone rijkdom van de burgers die vet zijn van het eten van te veel aan de tafel zitten, roze van het drinken van te veel wijn en lui zijn van hun overtolligheid aan slaap. Hun tongen zal binnenkort worden bedekt met gezwellen die opzwellen als een ballon om vervolgens kapot te spatten als rijpe vruchten en zo hun vlees te verspreiden in alle vier de windrichtingen.”

    "Ik zie alleen de trots en verwaandheid van de burgers, die zich verheugen in de studie van hun eigen reflectie en ervan overtuigd raken om te leven in de fysieke, morele en politieke perfectie. Zij zullen de lelijkste en meest misvormde van allen worden naarmate ze ouder worden. Ze zullen eindigen als gekken die de wanhopige kruipende monstruositeiten van de staat zullen worden; kleverige larven die geen enkele gelijkenis meer met de mens zullen dragen.”

    "Ik zie alleen het verlangen van mensen aan de onderkant die zo veel mogelijk willen bezitten zo veel mogelijk zoals hen die boven hen wonen. Ze likken hun lippen voor wat ze zouden kunnen hebben van hun buren en de wellustige hebzucht van de steeds maar groter wordende berg van munten sterkt hun eigenbelang dat het instrument wordt van dit verderfelijke systeem. Ze houden alleen van te bezitten en datgene te hebben dat anderen hebben. Ze denken dat ze vrij zijn om te willen en ze worden slaven van hun eigen verlangens, onderworpen aan de grillen van de rijkdom: hun leven een hel, een ongebreidelde zoektocht naar steeds meer aardse dingen.”

    "En tenslotte, ik zie alleen apathie, de ergste van alle ondeugden. Dit zijn de mensen die in de naam van een obscure profetie zich verlagen tot alles van wat ze eigenlijk zijn en uiteindelijk zullen verdwijnen onder de schoen van Alexander. Burgers die in plaats van te handelen passief voor zich uit lijken te kijken; burgers die het heldendom van het optreden zelf negeren. Want leven en handelen is het mooiste en nobelste instrument van de deugd. Zij zijn niet langer de naam van ‘burger’ waardig en verdienen het niet om de naam van ‘mens’ te dragen. Zij zijn niets meer dan ordinair fruit!"

    En toen was Aristoteles stil. De Manitou's ogen waren groot en ik wist niet wat ik moest zeggen na zo'n tirade. De tijd leek stil te staan toen plotseling de vorst hevige reactie gaf. Aristoteles en ik werden uit Aornos gegooid , nadat ze waren beledigd door de kleine vorst die was uitgebarsten in een hysterische woede.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:50 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek IV - De belegering van Aornos
    Hoofdstuk iV


    Na uit Aornos te zijn gegooid voegden Aristoteles en ik ons weer bij Alexander, die stond te wachten met zijn leger en een paar honderd belegeringswerktuigen. De koning vroeg ons over de verdediging van de vijand. Het was iets waar ik, dit moet ik toegeven, geen aandacht aan had besteed. Dit was duidelijk niet het geval met Aristoteles, die een gedetailleerde beschrijving van de militaire vestingwerken van de stad gaf. Hij voegde eraan toe dat Aornos een corrupte stad was die de basisprincipes in een gemeenschap negeert, en dat zij de naam republiek niet waardig waren. Hij concludeerde dat het noodzakelijk was om het te vernietigen en een deugdzame stad te bouwen in plaats van deze. In zijn eigen woorden: “Om de fouten te wissen van zwakke geesten en deze te vervangen door een sterk geloof in deugden”

    Ik had ineens één van die inzichten waardoor je verwacht dat een kleine intellectuele glorie je helpt en ik hoopte op de beste en wijze filosoof. Ik maakte het punt dat hij Manitou had vertelt dat geweld en woede vicieuze dingen waren, maar dat hij nu zelf Alexander aan het aanmoedigen was in zijn expansionistische ondernemingen. Aristoteles antwoordde mij nogal kortaf: "Onze gemeenschap is heerlijk, want het is deugdzaam. Dit is niets subjectief, het is een volkomen realiteit en het ondersteunt ons recht om op het gehele oppervlak van de bekende wereld onze Republiek te laten triomferen, voor het geluk van de mensen. Onze principes zijn de waarheid, omdat ze zijn afgeleid van de natuurlijke orde der dingen. Wij zijn de Republiek van de universele geest."

    Ik besloot dat ik in de toekomst mijn woorden zou afmeten om te voorkomen dat ik niet volledig voor schuit zou worden gezet door de filosoof.

    Alexander wilde geen oorlog beginnen omwille van de toestand van onze voorzieningen; de aanvallers zouden zich hebben kunnen groeperen voordat de belegering was begonnen. Onze positie was ook erg slecht omdat we waren blootgesteld aan de boogschutters van de vijand die, aangezien onze ontmoeting met de Manitou erg vijandig was geweest, werden opgeroepen om te vechten. Om beschutting te krijgen was het noodzakelijk om terug te keren naar de modder van de mangrovebossen van waaruit we gekomen waren. De mannen zouden het daar echter, onder de wolken van insecten en slangen en in de ongezonde sfeer van het moeras, niet langer dan drie dagen vol hebben kunnen houden. De officieren kozen daarom voor een aanval die in de avond tegen de eerste defensieve muur van de stad zou zijn. Het was een ramp. Honderden soldaten stierven in een vergeefse aanval. De speermannen en boogschutters waren geduchte vijanden en onze mannen hadden geen tijd om de ladders te bereiken: ze vielen als vliegen. De ram onderging eveneens een ongewenste lot: bijna de helft van de bemanning werd gedood voordat hij de deur raakte. De overlevenden waren met zo weinig dat ze niet in staat waren de ram, die al snel was gestrand als een walvis op een brug, te manoeuvren en de soldaten sloegen op de vlucht.

    Alexander beriep zichzelf op zijn clementie in de richting van zijn mannen en prompt kwam het bloedbad tot stilstand en klonk de retraite. Verliezen bleven beperkt maar groots. De officieren werden opnieuw bijeen geroepen en de koning van Macedonië sprak zich uit. De koning leek erg bedroefd door de wending van de gebeurtenissen. Hij biechtte op dat hij niet zoveel weerstand had verwacht. Toen kwam er een generaal tussenbeiden en herinnerde Alexander eraan hoe Ulysses had gewonnen in de Trojaanse Oorlog. Hoe deze de stad had weten te veroveren en de Grieken op de vlucht had doen slaan. Aristoteles liet de generaal zijn mond houden: "Dit zijn de idiote legendes van polytheïsten. De Trojanen kunnen niet bestaan hebben. Verder zouden de Trojanen, die zo dik waren, niet in zo een val trappen. Er zou een intelligente Trojaanse burger over hun domheid hebben verteld dat een paard van hout van verdachte vakmanschap en zeer slechte smaak, en dat was het trouwens, een kinderachtige truc moest zijn."

    De generaal rebelleerde tegen de minachting van eeuwenoude overtuigingen en Aristoteles antwoordde dat; alleen maar omdat een geloof oud is, is het niet noodzakelijk waar. Aristoteles maakte toen een einde aan het gesprek dat op niets was uitgelopen, schreeuwend dat confrontaties niets hielpen.

    Aristoteles maakte vervolgens een schokkend voorstel: "Ik zal de Grote Manitou uitdagen om één op één te strijden en met deze strijd wordt het lot van de stad bepaald."


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:51 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek IV - De belegering van Aornos
    Hoofdstuk V


    Na die verschrikkelijke nacht, toen veel van onze troepen werden gedecimeerd, deed Aristoteles een beroep op Alexander en overtuigde hem ervan dat hij de Grote Manitou van de stad zou trotseren in een tweegevecht om zo de stad in handen te krijgen. De Macedonische koning was niet erg enthousiast over dit voorstel, maar we hadden te grote verliezen geleden om een nieuwe aanval uit te voeren. Alexander vond echter dat dit probleem toch opgelost moest worden en stuurde daarom Aristoteles en mij, gewapend met witte doeken in de hoop niet te worden getroffen door de pijlen van de boogschutters, naar de poorten van de stad. Ik beken dat ik op dat moment echt dacht dat wij onze dood tegemoet reden. Bij de poorten aangekomen riep Aristoteles naar de bewakers op de muren: “Laat ons binnen! Ik ben Aristoteles en ik kom onderhandelen met de Grote Manitou, de kosmische slang!”

    De stadspoorten werden voor ons geopend, zodat wij konden passeren, om daarna door de verschillende straten en gebieden te worden meegenomen naar de voet van de tempel. Daar werden we meegenomen naar Manitou. Toen we voor hem stonden kon ik in zijn ogen de woede zien gemengd met een greintje trots en plezier omdat hij de troepen van Alexander zo zwaar had teruggeslagen tijdens de aanval van de Macedonische koning. De Manitou leek iets van Aristoteles te verwachten en het was duidelijk dat de filosoof al zijn wijsheid gebruikte om zijn kans te grijpen de man met een vriendelijke stem toe te spreken:
    “Grote Manitou hier ben ik dan weer: je wilt dat ik zal schrijven over Aornos, zodat de stad niet in de vergetelheid raakt en dat de stad zijn sporen in de geschiedenis van deze aarde zal achterlaten. Hierbij daag ik u uit tot een publiekelijk gevecht in het oratorium, zodat uw mensen kunnen aanschouwen wat het lot zal zijn van Aornos. Als u wint zal ik schrijven over de stad. Verliest u dan zullen u en uw mannen deze stad voor altijd moeten verlaten!”. De snor was verbaasd en antwoordde met een ongezonde glimlach:
    “Zo zal het zijn! Als u wint schrijft u over onze stad en laat u ons daarna met rust. Morgen zullen wij een steekspel houden op het plein voor de tempel.” Na deze woorden hebben wij de nacht doorgebracht in de tempel van Aornos.

    De volgende dag gingen we naar het openbare plein voor de tempel. Onderweg bleef Aristoteles maar zeggen: “Hier is het moment waarop waarheid en overreding moeten overheersen, redeneren tegenover retoriek.”
    Toen we bij het plein aankwamen werden we overmeestert door een wraakzuchtige menigte, die ons omcirkelde en de filosoof op de grond gooide. Ik haastte me naar hem toen en hielp hem met opstaan. De cirkel werd tijdelijk onderbroken en uit de opening kwam de grote baas het plein op gelopen met een brede glimlach. Hij riep naar ons: “Hebt gij uw God nodig om ons te laten zien dat u belachelijk zult vallen?”

    Aristoteles groette de grote snor en gebaarde vervolgens naar mij dat ik uit zijn buurt moest. Voordat ik maar kon protesteren werd Aristoteles beet gegrepen door een bewaker die hem weer op de grond duwde. Ik probeerde nog mijn meester te bereiken maar ik werd door een aantal bewakers tegen gehouden, waardoor mijn pogingen vergeefs bleken. Ik zag hoe Aristoteles niet toegaf aan het geweld en ik hoorde de grote snor tot hem zeggen: “Waarom verdedigd u uzelf niet, in plaats van zo te lijden? U vroeg om een retorische strijd, dus waarom praat u niet! Als u blijft zwijgen dan ben ik van mening dat dit gevecht klaar is en dat u, uw woord moet houden door te schrijven over de stad.”
    Aristoteles keek naar de man en antwoordde hem: “Waarom houdt u een toespraak terwijl u, uw tegenstander zo vernedert? Wat voor glorie is er in het hebben van plezier terwijl uw vijand op de grond wordt gegooid en zo een debat wordt voorkomen? Uw bent een slechte gids voor uw mensen.”
    De Grote Manitou’s gezicht werd rood van woede en hij antwoordde: “Het volk is van mij. Ik ben het onderwerp en het werkwoord. Zij hoeven daar niets aan toe te voegen”
    Aristoteles, gewapend met een lucht van tevredenheid antwoordde hem: “Inderdaad, als de mensen een zin zouden zijn dan was de leider het onderwerp en het werkwoord, maar het is nog steeds noodzakelijk dat alles goed wordt gecombineerd om het zinvol te maken, deze goede combinatie, het alles, zie ik in God!”

    Ik stond niet ver van het schouwspel en kon duidelijk zien wat er gaande was. Aristoteles, geconfronteerd met de grote baas en beiden omringt door bewakers die een menigte van wrede en bloeddorstige omstanders op een afstand hielden. Toen zag ik dat de menigte langzaam begon te veranderen. Zij begonnen meer en meer te luisteren naar de filosoof, wiens woorden meer charismatisch waren dan die van hun groteske besnorde leider die roodgeverfd leek van frustratie en zich steeds belachelijker stond te maken. Zijn ogen waren vol met haat en Aristoteles merkte dit op. Hij hintte: “Wat nu, verliest de grote gids zijn zelfbeheersing?”

    In zijn wijsheid, hij kon de verandering van de menigte duidelijk bemerken, richtte de filosoof zich tot de menigte: “Burgers van Aornos, kijk naar de woning van uw leider, kijk naar hem zelf. Kijk naar zijn rijke kleding en de manier waarop hij zich gedraagt. Dit alles zit vol met corruptie! Kijk eens wat een minachting hij voor u toont!”
    Manitou merkte dat de winden in zijn nadeel begonnen te waaien en draaide zich in een vlaag van woede om naar een bewaker. Hij greep een dolk en wierp zich op Aristoteles, vastbesloten het duel voor eens en altijd te beëindigen. Hij schreeuwde met vele stemmen: “Wij zullen wel eens zien waar uw verstand zit!”

    Door gebruik te maken van het geweld en het gewicht van zijn tegenstander draaide Aristoteles zich om en greep de arm van zijn tegenstander beet en liet zo de dolk uit diens hand vliegen. Vervolgens deelde hij een fatale klap uit. De Manitou viel met een zware klap, in een uitbarsting van stof, op de grond en de menigte juichte Aristoteles toe. Deze richtte zich tot de menigte en sprak met een stem vol van vertrouwen: “Zie hier dat ik uw leider versloeg terwijl hij pogingen ondernam met zijn dwaze lusten mij te verslaan!” Vervolgens wendde hij zich tot Manitou die voor hem lag: “U bent een speeltje van uw luiheid en uw kleine hersenen zijn een weerspiegeling van de ziekte die Aornos in zijn macht heeft! Aornos zal voor eeuwig de gevolgen dragen van uw incompetentie!”
    Tot slot spreidde hij zijn armen en richtte zich tot de feestende menigte: “Aornos, wordt wakker en laat geen van deze beruchte schurken meer met u spelen!”

    De gevallen leider krabbelde met moeite overeind en keek naar Aristoteles. Vervolgens gaf hij het bevel hem te doden. De bewakers stonden op het punt Aristoteles te vermoorden toen de menigte in opstand rond het schouwspel in opstand kwam en zich op de bewakers stortte. De bewakers werden op de grond gesmeten en hun armen werden afgehakt. Snel wurmde ik mij door de menigte heen en greep Aristoteles beet. De tijd was gekomen dat wij moesten vertrekken.

    Zo eindigde de belegering van Aornos met een overwinning van Aristoteles op een tiran die zijn volk zonder samenhang en met woede had uitgebuit. De Manitou werd, samen met zijn bewakers die nog steeds trouw aan hem waren, uitgemoord door de woedende menigte. Aristoteles werd door de menigte naar de poorten van de stad gedragen als een held en overwinnaar van het kwaad. Alexander werd sprakeloos bij het zien van dit schouwspel en moest opnieuw erkennen dat het talent en het geloof van zijn vriend van onschatbare waarde waren. De Macedonische koning gaf zijn resterende troepen het bevel om Aornos binnen te trekken. Aristoteles verzekerde het volk dat, wanneer zij zich lieten bekeren en weer de weg van Jah zouden gaan volgen, het goede zou triomferen over het kwaad.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:52 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek IV - De belegering van Aornos
    Hoofdstuk VI


    Op de avond van de overwinning gingen wij, Alexander, begeleidt door Aristoteles, en ikzelf de stad binnen om zelf de opwinding te aanschouwen die er heerste in Aornos. De woorden van de profeet waren zo sterk gebleken dat alle mensen naar deze man kwamen om hun nieuwe gids te aanschouwen. Achteraf, ik herinner het me nog goed, was het gevoel van vrijheid en vreugde dat er in Aornos heerste zo overweldigend en zo groots omdat alle burgers hadden geleden onder een corrupte aanwezigheid die hen altijd had achtervolgt als ware het een maffia. Alle burgers hadden zich verzameld aan de voet van de tempel, waar Aristoteles en Alexander en zijn generaals een hoofdkwartier hadden opgezet. Een vertegenwoordiger werd naar hen gezonden om te onderhandelen over het lot van de stad.

    De man die naar ons werd gestuurd heette Jeremiah. De man was gekleed in eenvoudige kleren, maar was gekozen omdat hij altijd al had begrepen dat Aornos in onbruik was geraakt. Jeremiah was een filosoof en ademde deugd. Hij naderde nederig en eerbiedig en groette Aristoteles met de volgende woorden: “Aristoteles, uw overwinning heeft onze ogen geopend. De stad is nu gezuiverd van de besmettingen die de grote Manitou over onze stad had uitgezaaid. Wij vertrouwen op uw wijsheid om ons naar de toekomst te leiden.”
    Aristoteles bleef voor een lange tijd zwijgen en Alexander liet hem begaan. Het was duidelijk dat de filosoof het belang zag van zijn overwinning. Toen hij dan ook begon te spreken was het met alle pracht die hij altijd al had bezat: “Aornos was de zetel van alle ondeugden en zonden. De stad werd geregeerd door corruptie en luiheid. Deze zijn nu verdreven. Voorheen had ik een droom van een ideale stad, waarvan ik dacht dat ik hem had gevonden bij aankomst in Aornos. U kunt daarom ook mijn angst begrijpen toen ik hier rondliep en zag wat er van deze stad geworden was. Samen moeten wij nu een nieuw leven beginnen en een nieuwe stad opbouwen. Hiervoor zal ik de leefregels schrijven die ervoor zorgen dat Aornos de stad wordt uit mijn dromen.”

    In de daarop volgende dagen sloot Aristoteles zich op in een kamer met enkel wat eten en water en wenste niet gestoord te worden. Ik maakte hier in de tussentijd gebruik van om door de smalle straatjes van Aornos te wandelen en te luisteren wat er gezegd werd. De mensen hadden elkaar opnieuw gevonden in de vriendschap. De klassen waren afgeschaft en allen hadden een gemeenschappelijk doel: Samen leven in perfecte harmonie. Ik hoopte, ook gezien de recente gebeurtenissen, dat alles zo zou kunnen blijven. Jeremiah had immers aan de mensen vertelt wat Aristoteles tegen hem had vertelt en had hen gezegd dat zij moesten wachten op de voorschriften die de profeet had beloofd. Alexander, genietend van de onverwachtse overwinning en de rust die dit met zich meebracht, had ondertussen toegezegd zijn troepen te zullen inzetten om de orde in de stad te handhaven. In deze paar woorden kan ik u vandaag vertellen hoe deze momenten een keerpunt bleken in de geschiedenis van Aornos.

    Precies zeven dagen na de overwinning van Aristoteles werd door Alexander aan Jeremiah gevraagd om naar Aristoteles te gaan om aldaar de vruchten van de arbeid te aanschouwen. Met een rustige stem en zekerheid in zijn ogen sprak Aristoteles: “Aornos zal weer perfect zijn en een ideale stad vormen waar allen zullen leven in harmonie. Deze harmonie zal zo sterk zijn dat niemand haar kan breken en ieder zal worden toegejuicht als een broeder. De stad zal worden georganiseerd op het beginsel van de drie concentrische cirkels, of drie klassen van burgers.” Vervolgens legde Aristoteles elke stap van het organiseren uit en legde hij uit hoe het nieuwe Aornos zou herrijzen. Hij legde uit dat de stad dezelfde naam moest behouden om aldus te bewijzen dat het hart van de mens kan veranderen en uit de schaduw kan stappen en weer in het licht kan lopen. Wij dronken de woorden vol wijsheid en we realiseerden ons dat dit alternatief voor Aornos kon werken, maar enkel wanneer de voorschriften zouden gaan gelden.

    We verbleven zes maanden in Aornos om Jeremiah te helpen met het uitvoeren van wat Aristoteles geschreven had. We zetten ons onvermoeibaar in om van deze stad de stad te maken waar de profeet van had gedroomd. Nu, terwijl ik mijn gedachten aan dit papier toevertrouw, begrijp ik des te meer dat dit werk zo immens was, want naarmate Aornos vlam steeds sterker ging branden, zo leek ook de vlam in Aristoteles sterker te worden. Alexander had zijn goedkeuring gegeven aan alles en had elk punt van Aristoteles aanvaard. Dit leek hem een dankbetuiging aan zijn waarde vriend, omdat deze het als zijn roeping zag het defect van deze stad te herstellen en vastbesloten was de stad weer te laten terugkeren naar een stad vol deugden.

    Tijdens de daaropvolgende zes maanden heeft Aristoteles, Jeremiah en andere inwoners van de stad de fijne kneepjes van het geloof onderwezen en gaf hij ze een glimp van de schoonheid van de liefde van Jah, dat stevig verankerd was in hun hart door middel van enthousiasme en vriendschap. Deze mensen vormden de klasse van goud, de filosofen koningen, en allen beoefenden hun taak met grote nederigheid. Elk van hen werd priester en samen leidden zij Aornos naar het licht.

    De anderen, met de hulp van Aristoteles, vormde de andere twee cirkels: die van het zilver, bestaande uit de burgersoldaten; en die van het brons, die van de producenten. Zo kon Aornos eindelijk een tijdperk van pracht en praal ervaren, vermengd met het geloof en de vriendschap, zodat allen hun natuurlijke plaats vonden. Nadat dit grote werk eindelijk was voltooid aanschouwden wij het onthutsende en schitterende werk en besloten wij onze lange reis te hervatten. Aristoteles, die had gedroomd over deze grote stad, legde uit dat de inwoners in de toekomst met de stad moesten omgaan zoals Alexander met zijn legers omging. Met respect en eerbied. Na deze woorden lieten wij Aornos achter in de handen van Jeremiah en de filosofen koningen. Nooit zijn wij meer teruggekeerd. Ons pad leidde ons terug naar de poorten van Athene waar we zo lang geleden van waren vertrokken. Bij terugkomst waren onze zielen waren vol met rijke en blijvende herinneringen.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 3:59 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek IV - De belegering van Aornos
    De laatste dagen van de Profeet


    Ik, Posidonia, kleindochter van de profeet van God, Aristoteles, dochter van Nicomaches, wil u graag vertellen over de laatste dagen van het leven van mijn grootvader.

    Na de dood van Alexander van Macedonië, werd Aristoteles gedwongen om ijlings uit Athene te vluchten.

    Ja, Alexander had hem altijd beschermd en, nadat deze overleed, twijfelden Aristoteles’ tegenstanders niet om hem te behandelen als een gevaarlijke gek omwille van de leer die hij onderwees over het bestaan van één enkele God.

    De hoogwaardigheidsbekleders van de officiële godsdienst verdroegen dit niet langer, en zodra het nieuws bekend werd van Alexanders dood, lieten ze al hun teugels los en begonnen ze de bevolking tegen mijn grootvader op te hitsen.

    Zijn huis werd verbrand, en mijn vader, Nicomaches, werd blind.
    Daarop besloot Aristoteles Athene te verlaten, en zette hij koest naar Chalcis.

    Toen hij uiteindelijk daar gevestigd was, werd ik geboren. Maar de gebeurtenissen hadden mijn grootvader sterk ontmoedigd, en al snel verloor hij zijn energie.

    In die tijd kwam ons ter oren dat Seleukos, de kameraad van Alexander die altijd het meest open stond voor de leer van mijn grootvader, een zoon had gekregen. Zijn vrouw Apama had hem gebaard, en ze noemden hem Antiochos, naar Seleukos’ vader.

    Mijn grootvaders ogen kreeg fonkelingen in de ogen, en als verlicht door God zei hij me dat hij erop stond het kindje te zien.
    Dus ik liet een bode naar Seleukos sturen om hem te overtuigen met zijn zoon een bezoek te komen brengen aan Aristoteles. Seleukos aanvaardde dit met plezier en een maand later kwam hij langs, samen met zijn vrouw en kind.

    Van toen af spraken Aristoteles en mijn vader vaak met elkaar in verband met het voorbereiden van Aristoteles aan een nieuwe roeping: de onderrichter worden van de jonge Antiochos.
    Maar zijn gezondheid verslechterde weer aanzienlijk en mijn grootvader was bedlerig geworden, tot de dag dat ik zijn kamer binnenkwam en hem mocht melden dat Seleukos was teruggekeerd. Op dat moment straalde zijn gezicht en hij kwam plots weer op krachten.

    Hij vroeg me om hem te helpen om hem aan te kleden, waarna hij Seleukos begroette, die uiteraard erg verheugd was zijn oude meester, uit de tijd dat hij en Alexander zijn leerlingen waren, terug te zien.
    Aristoteles omarmde hem en zei:

    “Seleukos, ik ben zo gelukkig u weer te zien, en ik heb zoveel om u te vertellen, maar toon me eerst uw zoon.”

    Seleukos keerde zich naar Apama, die met Antiochos naar mijn grootvader ging.
    Aristoteles bekeek hem intensief en zei:

    “Jonge Antiochos, jouw toekomst zal geïnspireerd worden door God. Door jou zullen duizenden mensen van verschillende volkeren zich bekeren tot het woord van de Ware God! En onder al deze mensen zal er zich één iemand bevinden die mijn werk zal voortzetten, en zal afmaken wat ik ben begonnen.”

    Daarna keerde hij zich naar Seleukos en zei:

    “Voedt uw zoon op in het Geloof in God, leer hem wat ik jou leerde, en bereidt hem voor op de Taak die God voor hem heeft voortbestemd. Om je te helpen, geef ik je mijn zoon, Nikomaches, die de onderrichter zal worden van je zoon.”

    Seleukos zweeg voor de profetie die de grote Aristoteles net onthulde, dat zijn zoon door God uitverkoren was voor zulk een grote Taak.
    Aristoteles gaf hem daarop een verzegelde brief, met erop de woorden: ‘Voor Antiochos’, en hij zei erbij dat het kind de brief mocht krijgen wanneer hij 15 jaar zou zijn.

    Seleukos bedankte hem, en gaf hem een warme omhelzing.
    Daarop zei mijn grootvader Vaarwel aan zijn zoon, die hij gedurende een maand had voorbereid op dit afscheid en dit afscheiding welke voorgoed zou zijn. Hij keek hen na terwijl ze vertrokken, en toen, bepakt door een grote moeheid, zuchtte hij diep.

    Wat later op die avond verliet de slaaf Perfidias het huis nadat hij vanuit Athene met een amfoor wijn kwam die geurde naar Gevlekte Scheerling, met de voldoening van een goed werk gedaan te hebben en een taak te hebben volbracht.

    Na zeven dagen bewusteloosheid, ontwaakte Aristoteles nog een laatste keer terwijl ik in tranen naast zijn bed zat. Hij opende zijn mond en in een zucht vertelde hij me het volgende:

    “Mijn pad op de Aarde is voorbij. Er is nog zoveel te doen, maar hetgeen waar God mij voor heeft voortbestemd is afgehandeld. Antiochos zal het zaadje doen ontspruiten dat met Christos zal ontstaan...”

    Hij zei deze laatste naam op een amper verstaanbare toon, en zijn geest had hem verlaten.. Ik kende geen Christus en wist dus niet over wie hij praatte...

    Nu ben ik oud, en binnenkort zal ik mijn grootvader vergezellen. Zoals Aristoteles had gezegd, zag ik Antiochus, die door mijn vader was voorbereid, koning van een groot rijk worden, ik zag in de staatsgodsdienst de leer van mijn grootvader, ik heb duizenden mensen van verschillende volkeren zien bekeren. Ik zag het woord van God zich in onze wereld verspreiden. Maar Christos ken ik niet.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Alexei Kosygin



Inscrit le: 09 Jan 2016
Messages: 879

MessagePosté le: Dim Déc 27, 2020 4:09 pm    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:




    Het Leven van Aristoteles, Boek V - De Verhandelingen
    De nieuwe inzichten van Aristoteles


    Eerste inzicht
    Wijsheid is de neiging om te handelen door middel van compromissen, om aldus te handelen als een goed huisvader. Maar het is deze compromis tussen twee uitersten die ons niet "boven" de partijen plaatst en ons niet het "juiste ding" laat kiezen maar ons juist beklemd in onze gedachten. Wijsheid kiest namelijk zelf altijd de juiste weg.

    Tweede inzicht
    Het intellect is iets Goddelijks in vergelijking met de mens. De rede is iets Goddelijks in vergelijking met het roekeloze leven dat mensen leiden. Dus luister niet naar degenen die zijn als een slecht raadsman voor de mens, omdat zij de gedachten van de mensen beperken en zij de gedachten beperken tot er niets anders overblijft als dodelijke of sterfelijke dingen. Laat u leiden door het nobele in uzelf zodat u naar de Zon zult opstijgen.

    Derde inzicht
    Het is door zich te onthouden van de extremen dat men de matigheid leert kennen en zo werkt het ook voor de moed in ons allen. Juist door dat te vrezen wat wij niet kennen worden wij onbevreesd omdat wij leren van deze angsten en uiteindelijk zullen wij zo uitgroeien tot een staat waarin wij al onze angsten kunnen weerstaan.

    Vierde inzicht
    Een dronken man valt naar voren omdat zijn hoofd zwaar aanvoelt door de wijn en het bier en het lijkt alsof hij dood is. Strikt genomen is hij ook dood omdat wijn en bier ons aanhankelijk maken van anderen en wij hierdoor de rede verliezen.

    Vijfde inzicht
    Het inzicht van God heeft ervoor gezorgd dat het universum is begiftigd met vier elementen die constant in beweging met elkaar zijn. Zo speelt de wind met het vuur en laat het, het water dansen. Maar ook laat het water de lucht contact maken met de aarde om zo te komen tot een Goddelijke eenwording.

    Zesde inzicht
    Een logisch standpunt is dat de mensen van zichzelf uit graag leren. Maar kennis is het resultaat van rationele overdenkingen, omdat de overdenking een syllogisme is dat kennis produceert. Om te voldoen aan de natuurlijke verlangens van de mens, is een overdenking nodig omdat het effect als zodanig niet kan bestaan zonder de oorzaak.

    Zevende inzicht
    Als mijn belangrijkste standpunt is: Alle mensen zijn sterfelijk, en mijn kind predikt door deze opvatting dat: Alle Grieken mensen zijn, is de conclusie van deze syllogisme logica dat: Alle Grieken sterfelijk zijn.
    Maar de waarheid is dat het subtiele doel van deze syllogisme is dat het aantoont dat het hoogtepunt van het leven de onsterfelijkheid in het leven hierna is.

    Achtste inzicht
    Beleidsanalyse leert ons dat wanneer sommigen grote rijkdommen bezitten en anderen niet het resultaat enkel maar kan zijn dat zelfs in de grootste democratieën of de meest ongecontroleerde dictaturen deze twee producten tegen elkaar in zullen gaan.

    Negende inzicht
    De poëtische dictie moet twee kwaliteiten bezitten: wees duidelijk en verhef u boven de vulgaire taal. Het moge duidelijk zijn dat deze woorden letterlijk genomen moeten worden anders levert het niets op. De woorden zullen anders worden geïnterpreteerd en ze zullen als leugens worden gezien. Kortom, zorg ervoor dat de teksten zuiver en duidelijk zijn zodat ze geen raadsel vormen voor de toehoorders en ze niet klinken als woorden van barbarij. Zijn de woorden niet zuiver en vol van vulgaire taal, dan zullen ze vreemd en hol overkomen.

    Tiende inzicht
    De mens dient te leven in de stad, want het is de stad waar allen samen komen en waar men de politiek bedrijft en het onderwijs wordt gegeven. Laat door de handeling van het leven in de stad zien dat u behoort tot de mensheid en geef aan uw leven een fundamentele dimensie. Dus als u woont buiten de stad bent u niets anders dan: Ofwel een beest, ofwel God.

    Elfde inzicht
    Alleen een gelovige filosoof ziet in de aard van de dingen het Goddelijke, zoals een goed bestuurder die de beginselen van het leven beziet en ze met elkaar in vrede samen laat leven. Door te werken en te leven in de stad zullen wij een anker vinden en kunnen wij ons wortelen daar waar wij de gelegenheid hebben om alles te doen wat wij maar wensen te doen.

    Twaalfde inzicht
    De politicus moet weten wat goed is in zichzelf om te kunnen bepalen wat juist en goed is. Want hij die deze wijsheid niet bezit zal de positieve rechten, die een meerwaarde geven aan het leven om hem heen, afdoen als onjuiste rechten en zo zal de rechtvaardigheid worden ingeruild voor de verschrikkelijke plaag van gewapend onrecht.

    Dertiende inzicht
    De kwaliteit van de verbale expressie is om duidelijk te zijn binnen de gemeenschap. Daarom zeg ik: God kan enkel het geheim van het universum onthullen wanneer hij een monnik wordt.

    Veertiende inzicht
    Het is door haar aard dat de mensen zijn wat ze zijn, maar het is door hun daden dat ze gelukkig zijn of niet. Zoals ik reeds gebruik heb gemaakt van de menselijke gevoelens, zo zal God het na mij, door Christos, nogmaals doen.

    Vijftiende inzicht
    De studie van de natuurlijke realiteit onderscheiden we in vier stukken. Neem bijvoorbeeld een standbeeld. De materiële oorzaak: De grondstof waaruit het object is gemaakt, hier is dat het marmer. De oorzaak maakt het mogelijk dat er zich risico's voordoen en dat er onregelmatigheden zijn in het object. In tegenstelling tot de beperkingen van de materie, komen de "ongevallen" enkel voort uit toeval. De formele oorzaak: De vorm die de beeldhouwer aan de materie geeft. De uiteindelijke oorzaak: Het einde, je wilt het ding gebruiken, dat is het doe. Niets wordt geleverd zonder er eerst een blik op te hebben geworpen. De efficiënte oorzaak: De activiteit van de beeldhouwer, beeldhouwen is het feit, omdat alle motorische ontwikkelingen nodig zijn om dit beeld te maken. Hetzelfde object kan een veelvoud aan oorzaken hebben, maar nog altijd blijft het object hetzelfde.

    Zestiende inzicht
    Elke zoekopdracht is een kunst op zichzelf, net zoals elke actie en elke beraadslaging een kunst op zichzelf zijn om te komen tot dat wat goed is. We kunnen daarom definiëren dat: De perfectie van de deugd is als het zonlicht. Het is een kunst op zichzelf maar blijft in alle omstandigheden hetzelfde.

    Zeventiende inzicht
    Hij zal door God worden gezonden om mijn werk af te maken en de mensheid verder zal leiden over het pad van de Goddelijke Bemiddelaar om uiteindelijk te komen tot het Zonneparadijs. Hij en zijn opvolgers zullen een bouwwerk opbouwen dat ver boven de Tyrrheense Zee zal uitsteken en het universele karakter ervan zal over de mensheid schijnen.

    Achtiende inzicht
    Geluk is een vorm van contemplatie, men moet er samen aan werken.

    Negentiende inzicht
    Gevoelige schoonheid is een beeld van eeuwige schoonheid, dat door de ziel wordt versterkt en voortkomt uit de kopieën van de ideeën. De schoonheid is het resultaat van bepaalde verhoudingen en bepaalde maatregelen en harmonische ritmen.

    Twintigste inzicht
    Metafysica is de wetenschap van dat wat is zoals het behoort te zijn. Het is de wetenschap van de diepere oorzaken en ook de wetenschap van wat het is zoals het behoort te zijn.

    Eenentwintigste inzicht
    De essentie van de dingen is in de dingen zelf en dit geeft hen vorm. De Almachtige God is in alles en geeft zo de essentie aan de dingen.

    Tweeëntwintigste inzicht
    Inzichten betekent in mijn metafysica het woord van de Opperste, de creatieve principes en rationele redenen van de wereld zoals de eeuwige ideeën archetypen zijn van alle dingen.


_________________

Librarian of the Vatican Library | Archbishop of Utrecht | Professor at Canterbury Cathedral School | Vice-Prefect at Villa San Loyats
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé MSN Messenger
Montrer les messages depuis:   
Poster un nouveau sujet   Répondre au sujet    L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum -> La Bibliothèque Romaine - The Roman Library - Die Römische Bibliothek - La Biblioteca Romana -> Office des bibliothécaires - Office of the Librarian Toutes les heures sont au format GMT + 2 Heures
Aller à la page Précédente  1, 2, 3, 4, 5, 6, 7  Suivante
Page 5 sur 7

 
Sauter vers:  
Vous ne pouvez pas poster de nouveaux sujets dans ce forum
Vous ne pouvez pas répondre aux sujets dans ce forum
Vous ne pouvez pas éditer vos messages dans ce forum
Vous ne pouvez pas supprimer vos messages dans ce forum
Vous ne pouvez pas voter dans les sondages de ce forum


Powered by phpBB © 2001, 2005 phpBB Group
Traduction par : phpBB-fr.com