L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church
Forum RP de l'Eglise Aristotelicienne du jeu en ligne RR
Forum RP for the Aristotelic Church of the RK online game
 
Lien fonctionnel : Le DogmeLien fonctionnel : Le Droit Canon
 FAQFAQ   RechercherRechercher   Liste des MembresListe des Membres   Groupes d'utilisateursGroupes d'utilisateurs   S'enregistrerS'enregistrer 
 ProfilProfil   Se connecter pour vérifier ses messages privésSe connecter pour vérifier ses messages privés   ConnexionConnexion 

[NL]Het Boek der Deugden - De belegering van Aornos

 
Poster un nouveau sujet   Répondre au sujet    L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum -> La Bibliothèque Romaine - The Roman Library - Die Römische Bibliothek - La Biblioteca Romana -> Le Dogme - The Dogma
Voir le sujet précédent :: Voir le sujet suivant  
Auteur Message
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 6:56 am    Sujet du message: [NL]Het Boek der Deugden - De belegering van Aornos Répondre en citant

Citation:

_________________


Dernière édition par Kalixtus le Sam Juin 17, 2023 7:09 am; édité 1 fois
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 6:59 am    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:

    De belegering van Aornos - Hfst. I -

    Ik, Episténe, in dienst van Alexander de Grote III, op de schemering van mijn leven aangekomen, vertel u over de fabelachtige gebeurtenissen die ik heb aanschouwt, zoals wanneer het Macedonische leger Nicae, en de kusten van Cophen, voorbij de Bergen Paraponisades veroverde. Niemand van ons kende de verre en geheimzinnige gebieden die wij benaderden. Alexander en ik hielden ervan om de herinneringen van Ctésias boven te halen, of de manuscripten van Herodotus te bestuderen, die alles beschreef wat wij ongeveer nog konden leren.
    De conditie van onze reis was wanhopig slecht. De hete en de ongezonde lucht putte de soldaten uit. Luchtvochtigheid was een constante ergernis en geelachtige vuil drong door onze maskers op de gezichten van de soldaten, waardoor de lichtste schaafwond meteen geïnfecteerd raakte. Drinkwater werd schaars, en eten rotte al na enkele dagen. Sommigen kregen fatale griep waardoor wij gedwongen werden hen dood achter te laten. De ongelukkige voorwaardelijken liepen voorwaarts op de wegen die de naam van de onwaardige droegen. Aan het einde van elke dag zorgden stortregens ervoor dat de wegen veranderden in moerassen.

    Uiteindelijk, op een mooie ochtend, bereikten we het historische Aornos, schuilplaats van het Assacénsche volk, die onze goede koning zijn vijanden noemde. Vier kolossale zilveren torens vormde de hoeken van de verdedigingswerken van de zwaarbewaakte en unieke stad. De stad was gebouwd op een heuvel. Op de top kon men zien wat een tempel zou moeten voorstellen, met op zijn top een soort van minaret bedekt met goud en zeldzame stenen, die op hun beurt de zon reflecteerden en over de stad lieten schijnen.
    Alexander deed een nauwgezette inspectie van zijn troepen, en hield daarna een boeiende toespraak over de daden van vandaag en de publieke zaak, om zo het moreel wat te verhogen. Daarna ontmoette hij zijn generaals om de strategie te bespreken. De generaals waren het eens dat de hoofdkwartieren zouden moeten worden georganiseerd, en Alexander maakte deze opmerking: “We zullen enkele kogels afvuren om te laten weten dat we hier zijn. Dat moet wel zorgen voor hun katapulten!”. En zo was het gedaan naar de wil van de vorst.

    Onze vijand reageerde op een zeer eigenaardige manier op ons eerste salvo. We zagen, in onze richting komend, een delegatie van drie Assacénsche rijders. Eén van hem wendde zich meteen tot Aristoteles, de leermeester van Alexander, en een man van ongelofelijke kennis, en sinds deze gebeurtenissen, een man waarvan ik denk dat hij heilig is. Hij keek naar onze filosoof en hield de volgende toespraak: “We hebben gewacht op uw komst. De Grote Manito, de Kosmische Slang, voorspelde uw aankomst.” Daarna richtte hij zich tot Alexander in verontrustende termen: “Vorst van Macedonia, je zal Aornos binnenkort vernietigen maar voordat we het Grote Ontwerp kunnen bereiken, moeten we Aristoteles onze stad laten zien, en hem tonen hoe deze werkt. Wanneer hij terugkeert mogen jullie de aanval beginnen.” Alexander, bang voor een val, verklaarde zijn wantrouwen, maar Aristoteles zei tegen hem: “Als ik niet mijn nieuwsgierigheid bevredig, kan ik niet in vrede sterven”.

    Alexander: “Maar als je daar heen gaat, ga je eerder dood.”

    Aristoteles:
    “Als ik niet ga, ga ik later dood, maar ik zou onbevredigd doodgaan. Op welke manier ook, ik ben dood.”

    Alexander: “Dat is hoe jij het ziet.“

    Dat was niet zonder mijn nieuwsgierigheid te wekken. Ik vroeg discreet mijn vorst of ik de filosoof kon volgen tijdens zijn bezoek. Mijn verzoek werd geaccepteerd en de Assacéniërs accepteerden het ook.

_________________
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 7:00 am    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:

    De belegering van Aornos - Hfst. II -

    De stad van Aornos was een uniek voorbeeld van sociale bouwkunde. Onze Assacènesche gastheer handelde als een gids tijdens ons bezoek, waar we vooruitgang boekten in de richting van de top van de heuvel. Zodra we dichterbij kwamen, zag ik Aristoteles weer. Deze keek mij aan met een blik van erkenning. Bij elke vraag van onze gids, reageerde de filosoof met de nodige voorzichtigheid.
    Terwijl we aan het reizen waren door een donker doolhof van steegjes – waar elke hoek en schaduw het toneel was van plunderingen, agressie en geweld, en waar de vulgariteit zichzelf wellustig presenteerde aan zijn voorbijgangers – onze gastheer legde uit dat dit de Zone D was. Zone D is waar alle vluchtelingen werden geplaatst, en waar zij die niet naar de wet luisterden heen gestuurd werden. Ik stelde onze gids de volgende vraag: “Maar waarom worden zij niet verbannen?”

    Onze gids gaf als antwoord dat Manitou dit niet wilde, omdat in de woorden van hun vorst, “We onze stad zouden ontvolkeren.”

    Het is nodig om te verduidelijken dat Assacène de pasgeboren baby’s uit de buurt haalden van Zone D. moeders en deze baby’s met baby’s van de boerderijen vervingen. Aristoteles reageerde: “Ik zie hier alleen ondeugd en verachtelijke ellende.”

    We liepen verder door een buitengewoon en uitgestrekt boerenland van diverse teelten: Maïs, tarwe en gerst. De velden bruisten van het leven met kuddes varkens en koeien. De boeren bleken vel over been te zijn en waren zichtbaar aan het lijden onder de slavenarbeid en honger. De Assacène vertelde ons dat dit Zone C was, waar de boeren leefden. Ik waagde de volgende vraag, “Maar waarom zijn jullie boeren zo mager?”

    Onze gids antwoordde dat de bovenste kaste leefde in weelde en dat de productie onvoldoende was om het inkomen van de werkende klasse te garanderen. Hij maakte ook duidelijk dat de Manitou weigerde om boeren te vestigen buiten de stad, waar ze van meer land kunnen profiteren, en meer opbrengst, want Manitou zei: “boeren moeten zeer nauw worden gecontroleerd om afwijkende daden te voorkomen.” Aristoteles antwoordde: “Dat is absurd”.

    Terwijl we verder liepen kwamen we door een wijk met goede huizen en met grandioze gebouwen die gewijd waren aan overwonnen militaire helden. De straten waren gevuld met levendigheid en het was een komen en gaan van mensen die geen enkel doel leken te hebben. De Assacène vertelde ons dat dit Zone B was, de overblijfselen van de burgersoldatenkaste. Ik merkte op dat veel mensen kleine koperen spiegels droegen die om hun nek hingen en die vaak stopten voor lange momenten om hun eigen reflecties te bekijken. Ik stelde de volgende vraag, “Wie zijn deze mensen die plezier lijken te hebben om naar hun eigen spiegelbeeld te kijken?” Onze gids antwoordde dat veel van deze soldaten al jaren geen loon hebben gehad en dat zij niks anders te doen hebben dan dingen te aanbidden van de natuur, dus bewonderen ze zichzelf en leven in een losbandigheid en luxe leven. Hij verklaarde ook dat de Manitou verbood de soldaten te trainen in tijden van vrede, of zelfs wapens te dragen, omdat in zijn eigen woorden, “We niet willen dat op een dag het leger zich tegen ons keert.” Aristoteles reageerde, “Dat is belachelijk.”

    Terwijl we verder gingen liepen we door een gebouw dat leek op een klooster gewijd aan de meest belangrijke zaken van de stad, passeerden we welgedane magistraten die briljanten sieraden droegen in alle kleuren van de regenboog. Het gebouw leverde onderdak aan bedrijven van handelaren, bankiers, en dragers van alle onderdelen. De Assacène deelde mee dat dit de hoogste wijk was, Zone A. Het was hier dat wij de filosoof-koning van de stad moesten ontmoeten. Ik vroeg de volgende vraag: “Maar is uw overheid alleen bezig met de kwesties van geld? Staat alles in verbinding met de markt?” Onze gids antwoordde dat alle zaken met betrekking tot politiek achterwege gelaten worden, en zij nog enkel geïnteresseerd zijn in de economie. Maar hij vertelde ook dat Manitou had verklaard dat het doel van de stad was zijn rijkdom te vergaren, in zijn eigen woorden, “om zich te beschermen tegen een toekomstige crisis.” Aristoteles maakte deze opmerking: “Dat is verontrustend.”

    Eindelijk arriveerden we op de top van de heuvel, met uitzicht op de tempel van de Manitou.

_________________
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 7:01 am    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:

    De belegering van Aornos - Hfst. III -

    De tempel van de kosmische slang Manitou was een immens en imposant bouwwerk met architectuur zonder franjes. Het decor was uiterst simpel en beperkt tot een paar afbeeldingen die scènes uit het leven van de slang godheid van de Assacene verbeelden. Alleen de koepel van de tempel in contrast, in schril contrast met de rest, werd bedekt met bladgoud en edelstenen. Wij, die zich voelden als indringers, volgden onze gids naar een soort van teller die werd bijgehouden door mensen die op monniken leken. Ze vroegen ons onze namen, waar we woonden, onze families, ons inkomen, en na enkele uren hadden we eindelijk toestemming om Manitou te ontmoeten.
    De kosmische Manitou was een eigenaardig persoon. We verwachten een vorst, gekleed in pracht en grootsheid, maar we werden geconfronteerd met een man zonder charisma. De Manitou was een kleine, magere, tamelijk oude man en had een belachelijk klein snorretje. We werden nogal koeltjes begroeten met de woorden: “Buitenlanders zijn niet altijd welkom hier, maar we maken een uitzondering voor jullie omdat jullie betrokken zijn bij de voorspelling”. Ik verlangde ernaar om een vraag te stellen, maar Aristoteles stelde mijn vraag voordat ik de kans hiervoor kreeg:
    “Over welke voorspelling spreekt u?”

    De Manitou vertelde ons dat hij in een droom gezien dat legers van het westen Aornos zouden vernietigen, maar een filosoof met de naam van Aristoteles zou eerst in de stad komen om de stad te vereeuwigen in zijn geschriften. Aristoteles zei dat hij niet zijn waardevolle tijd zou geven aan twee regels over Aornos: “in de plaats daarvan zou het doodgaan; of nog beter, Aornos zou totaal vergeten moeten worden”.
    De Manitou was geschokt door de woorden van de filosoof, “Nee, nee, nee! We kunnen niet vergeten worden! We zijn van politieke aard!”

    Aristoteles barstte uit:

    “Wat! Je maakt een grapje zeker? In je dromen zeker! Alles wat ik hier zie is zonde. Ik zie alleen een begeerte van horden, badend in hun misbruik van vlees, wat leidt tot verontreiniging van de ziel, overgaand in een zwart landschap vol fantasieën waar lichamen mengen in onuitsprekelijke posities. Dit verdomde komen en gaan in een sinistere dans, op zoek naar nieuwe ervaringen omdat hun woeste eetlust niet kan worden gestild. Niets anders is belangrijk voor hen, behalve de tevredenheid van de lage begeerten en weldra is hun obsessies zo zwaar dat ze wegzakken in een zwarte gekte.”

    “Ik zie alleen de woede van arme drommels die zich over geven aan hun primitieve neigingen van het verhogen van hun stem of vuist tegen hun broeders en de sinistere plunderaars die genieten van het geweld van hun misdaden. Ze worden voortgeduwd door hun brute verlangens, of hun neiging om de perversie te voeden zichzelf te goed te doen met menselijk vlees en het bloed van hun slachtoffers te drinken, voordat zij de dood verspreiden en zich vervolgens vergeten in een orgie van de ingewanden en lichaamssappen.”

    “Ik zie alleen de hebzucht van hen die luisteren naar bevelen, maar niets te doen en enkel maar benutten. Zij die de meest elementaire belangen van hun onderdanen vergeten en die plezier hebben in hun kleine troost. Ik zie enkel maar zij die de vitale behoeften van hun werkende broeders negeren, en geen brood geven aan hongerige monden. Zij, die de echte waarheid willen negeren en enkel maar hun eigen geld willen steken in egoïsme en zo allen laten verkommeren die zij niet voeden. Zij zullen zelf verkommeren en gebocheld verder gaan tot het einde der tijden.”

    “Ik zie alleen de hebzucht en de buitengewone rijkdom van de burgers die vet zijn van het eten van te veel aan de tafel zitten, roze van het drinken van te veel wijn en lui zijn van hun overtolligheid aan slaap. Hun tongen zal binnenkort worden bedekt met gezwellen die opzwellen als een ballon om vervolgens kapot te spatten als rijpe vruchten en zo hun vlees te verspreiden in alle vier de windrichtingen.”

    "Ik zie alleen de trots en verwaandheid van de burgers, die zich verheugen in de studie van hun eigen reflectie en ervan overtuigd raken om te leven in de fysieke, morele en politieke perfectie. Zij zullen de lelijkste en meest misvormde van allen worden naarmate ze ouder worden. Ze zullen eindigen als gekken die de wanhopige kruipende monstruositeiten van de staat zullen worden; kleverige larven die geen enkele gelijkenis meer met de mens zullen dragen.”

    "Ik zie alleen het verlangen van mensen aan de onderkant die zo veel mogelijk willen bezitten zo veel mogelijk zoals hen die boven hen wonen. Ze likken hun lippen voor wat ze zouden kunnen hebben van hun buren en de wellustige hebzucht van de steeds maar groter wordende berg van munten sterkt hun eigenbelang dat het instrument wordt van dit verderfelijke systeem. Ze houden alleen van te bezitten en datgene te hebben dat anderen hebben. Ze denken dat ze vrij zijn om te willen en ze worden slaven van hun eigen verlangens, onderworpen aan de grillen van de rijkdom: hun leven een hel, een ongebreidelde zoektocht naar steeds meer aardse dingen.”

    "En tenslotte, ik zie alleen apathie, de ergste van alle ondeugden. Dit zijn de mensen die in de naam van een obscure profetie zich verlagen tot alles van wat ze eigenlijk zijn en uiteindelijk zullen verdwijnen onder de schoen van Alexander. Burgers die in plaats van te handelen passief voor zich uit lijken te kijken; burgers die het heldendom van het optreden zelf negeren. Want leven en handelen is het mooiste en nobelste instrument van de deugd. Zij zijn niet langer de naam van ‘burger’ waardig en verdienen het niet om de naam van ‘mens’ te dragen. Zij zijn niets meer dan ordinair fruit!"

    En toen was Aristoteles stil. De Manitou's ogen waren groot en ik wist niet wat ik moest zeggen na zo'n tirade. De tijd leek stil te staan toen plotseling de vorst hevige reactie gaf. Aristoteles en ik werden uit Aornos gegooid , nadat ze waren beledigd door de kleine vorst die was uitgebarsten in een hysterische woede.

_________________
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 7:02 am    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:

    De belegering van Aornos - Hfst. IV -

    Na uit Aornos te zijn gegooid voegden Aristoteles en ik ons weer bij Alexander, die stond te wachten met zijn leger en een paar honderd belegeringswerktuigen. De koning vroeg ons over de verdediging van de vijand. Het was iets waar ik, dit moet ik toegeven, geen aandacht aan had besteed. Dit was duidelijk niet het geval met Aristoteles, die een gedetailleerde beschrijving van de militaire vestingwerken van de stad gaf. Hij voegde eraan toe dat Aornos een corrupte stad was die de basisprincipes in een gemeenschap negeert, en dat zij de naam republiek niet waardig waren. Hij concludeerde dat het noodzakelijk was om het te vernietigen en een deugdzame stad te bouwen in plaats van deze. In zijn eigen woorden: “Om de fouten te wissen van zwakke geesten en deze te vervangen door een sterk geloof in deugden”

    Ik had ineens één van die inzichten waardoor je verwacht dat een kleine intellectuele glorie je helpt en ik hoopte op de beste en wijze filosoof. Ik maakte het punt dat hij Manitou had vertelt dat geweld en woede vicieuze dingen waren, maar dat hij nu zelf Alexander aan het aanmoedigen was in zijn expansionistische ondernemingen. Aristoteles antwoordde mij nogal kortaf: "Onze gemeenschap is heerlijk, want het is deugdzaam. Dit is niets subjectief, het is een volkomen realiteit en het ondersteunt ons recht om op het gehele oppervlak van de bekende wereld onze Republiek te laten triomferen, voor het geluk van de mensen. Onze principes zijn de waarheid, omdat ze zijn afgeleid van de natuurlijke orde der dingen. Wij zijn de Republiek van de universele geest."

    Ik besloot dat ik in de toekomst mijn woorden zou afmeten om te voorkomen dat ik niet volledig voor schuit zou worden gezet door de filosoof.

    Alexander wilde geen oorlog beginnen omwille van de toestand van onze voorzieningen; de aanvallers zouden zich hebben kunnen groeperen voordat de belegering was begonnen. Onze positie was ook erg slecht omdat we waren blootgesteld aan de boogschutters van de vijand die, aangezien onze ontmoeting met de Manitou erg vijandig was geweest, werden opgeroepen om te vechten. Om beschutting te krijgen was het noodzakelijk om terug te keren naar de modder van de mangrovebossen van waaruit we gekomen waren. De mannen zouden het daar echter, onder de wolken van insecten en slangen en in de ongezonde sfeer van het moeras, niet langer dan drie dagen vol hebben kunnen houden. De officieren kozen daarom voor een aanval die in de avond tegen de eerste defensieve muur van de stad zou zijn. Het was een ramp. Honderden soldaten stierven in een vergeefse aanval. De speermannen en boogschutters waren geduchte vijanden en onze mannen hadden geen tijd om de ladders te bereiken: ze vielen als vliegen. De ram onderging eveneens een ongewenste lot: bijna de helft van de bemanning werd gedood voordat hij de deur raakte. De overlevenden waren met zo weinig dat ze niet in staat waren de ram, die al snel was gestrand als een walvis op een brug, te manoeuvren en de soldaten sloegen op de vlucht.

    Alexander beriep zichzelf op zijn clementie in de richting van zijn mannen en prompt kwam het bloedbad tot stilstand en klonk de retraite. Verliezen bleven beperkt maar groots. De officieren werden opnieuw bijeen geroepen en de koning van Macedonië sprak zich uit. De koning leek erg bedroefd door de wending van de gebeurtenissen. Hij biechtte op dat hij niet zoveel weerstand had verwacht. Toen kwam er een generaal tussenbeiden en herinnerde Alexander eraan hoe Ulysses had gewonnen in de Trojaanse Oorlog. Hoe deze de stad had weten te veroveren en de Grieken op de vlucht had doen slaan. Aristoteles liet de generaal zijn mond houden: "Dit zijn de idiote legendes van polytheïsten. De Trojanen kunnen niet bestaan hebben. Verder zouden de Trojanen, die zo dik waren, niet in zo een val trappen. Er zou een intelligente Trojaanse burger over hun domheid hebben verteld dat een paard van hout van verdachte vakmanschap en zeer slechte smaak, en dat was het trouwens, een kinderachtige truc moest zijn."

    De generaal rebelleerde tegen de minachting van eeuwenoude overtuigingen en Aristoteles antwoordde dat; alleen maar omdat een geloof oud is, is het niet noodzakelijk waar. Aristoteles maakte toen een einde aan het gesprek dat op niets was uitgelopen, schreeuwend dat confrontaties niets hielpen.

    Aristoteles maakte vervolgens een schokkend voorstel: "Ik zal de Grote Manitou uitdagen om één op één te strijden en met deze strijd wordt het lot van de stad bepaald."


_________________
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 7:04 am    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:

    De belegering van Aornos - Hfst. V -

    Na die verschrikkelijke nacht, toen veel van onze troepen werden gedecimeerd, deed Aristoteles een beroep op Alexander en overtuigde hem ervan dat hij de Grote Manitou van de stad zou trotseren in een tweegevecht om zo de stad in handen te krijgen. De Macedonische koning was niet erg enthousiast over dit voorstel, maar we hadden te grote verliezen geleden om een nieuwe aanval uit te voeren. Alexander vond echter dat dit probleem toch opgelost moest worden en stuurde daarom Aristoteles en mij, gewapend met witte doeken in de hoop niet te worden getroffen door de pijlen van de boogschutters, naar de poorten van de stad. Ik beken dat ik op dat moment echt dacht dat wij onze dood tegemoet reden. Bij de poorten aangekomen riep Aristoteles naar de bewakers op de muren: “Laat ons binnen! Ik ben Aristoteles en ik kom onderhandelen met de Grote Manitou, de kosmische slang!”

    De stadspoorten werden voor ons geopend, zodat wij konden passeren, om daarna door de verschillende straten en gebieden te worden meegenomen naar de voet van de tempel. Daar werden we meegenomen naar Manitou. Toen we voor hem stonden kon ik in zijn ogen de woede zien gemengd met een greintje trots en plezier omdat hij de troepen van Alexander zo zwaar had teruggeslagen tijdens de aanval van de Macedonische koning. De Manitou leek iets van Aristoteles te verwachten en het was duidelijk dat de filosoof al zijn wijsheid gebruikte om zijn kans te grijpen de man met een vriendelijke stem toe te spreken:
    “Grote Manitou hier ben ik dan weer: je wilt dat ik zal schrijven over Aornos, zodat de stad niet in de vergetelheid raakt en dat de stad zijn sporen in de geschiedenis van deze aarde zal achterlaten. Hierbij daag ik u uit tot een publiekelijk gevecht in het oratorium, zodat uw mensen kunnen aanschouwen wat het lot zal zijn van Aornos. Als u wint zal ik schrijven over de stad. Verliest u dan zullen u en uw mannen deze stad voor altijd moeten verlaten!”. De snor was verbaasd en antwoordde met een ongezonde glimlach:
    “Zo zal het zijn! Als u wint schrijft u over onze stad en laat u ons daarna met rust. Morgen zullen wij een steekspel houden op het plein voor de tempel.” Na deze woorden hebben wij de nacht doorgebracht in de tempel van Aornos.

    De volgende dag gingen we naar het openbare plein voor de tempel. Onderweg bleef Aristoteles maar zeggen: “Hier is het moment waarop waarheid en overreding moeten overheersen, redeneren tegenover retoriek.”
    Toen we bij het plein aankwamen werden we overmeestert door een wraakzuchtige menigte, die ons omcirkelde en de filosoof op de grond gooide. Ik haastte me naar hem toen en hielp hem met opstaan. De cirkel werd tijdelijk onderbroken en uit de opening kwam de grote baas het plein op gelopen met een brede glimlach. Hij riep naar ons: “Hebt gij uw God nodig om ons te laten zien dat u belachelijk zult vallen?”

    Aristoteles groette de grote snor en gebaarde vervolgens naar mij dat ik uit zijn buurt moest. Voordat ik maar kon protesteren werd Aristoteles beet gegrepen door een bewaker die hem weer op de grond duwde. Ik probeerde nog mijn meester te bereiken maar ik werd door een aantal bewakers tegen gehouden, waardoor mijn pogingen vergeefs bleken. Ik zag hoe Aristoteles niet toegaf aan het geweld en ik hoorde de grote snor tot hem zeggen: “Waarom verdedigd u uzelf niet, in plaats van zo te lijden? U vroeg om een retorische strijd, dus waarom praat u niet! Als u blijft zwijgen dan ben ik van mening dat dit gevecht klaar is en dat u, uw woord moet houden door te schrijven over de stad.”
    Aristoteles keek naar de man en antwoordde hem: “Waarom houdt u een toespraak terwijl u, uw tegenstander zo vernedert? Wat voor glorie is er in het hebben van plezier terwijl uw vijand op de grond wordt gegooid en zo een debat wordt voorkomen? Uw bent een slechte gids voor uw mensen.”
    De Grote Manitou’s gezicht werd rood van woede en hij antwoordde: “Het volk is van mij. Ik ben het onderwerp en het werkwoord. Zij hoeven daar niets aan toe te voegen”
    Aristoteles, gewapend met een lucht van tevredenheid antwoordde hem: “Inderdaad, als de mensen een zin zouden zijn dan was de leider het onderwerp en het werkwoord, maar het is nog steeds noodzakelijk dat alles goed wordt gecombineerd om het zinvol te maken, deze goede combinatie, het alles, zie ik in God!”

    Ik stond niet ver van het schouwspel en kon duidelijk zien wat er gaande was. Aristoteles, geconfronteerd met de grote baas en beiden omringt door bewakers die een menigte van wrede en bloeddorstige omstanders op een afstand hielden. Toen zag ik dat de menigte langzaam begon te veranderen. Zij begonnen meer en meer te luisteren naar de filosoof, wiens woorden meer charismatisch waren dan die van hun groteske besnorde leider die roodgeverfd leek van frustratie en zich steeds belachelijker stond te maken. Zijn ogen waren vol met haat en Aristoteles merkte dit op. Hij hintte: “Wat nu, verliest de grote gids zijn zelfbeheersing?”

    In zijn wijsheid, hij kon de verandering van de menigte duidelijk bemerken, richtte de filosoof zich tot de menigte: “Burgers van Aornos, kijk naar de woning van uw leider, kijk naar hem zelf. Kijk naar zijn rijke kleding en de manier waarop hij zich gedraagt. Dit alles zit vol met corruptie! Kijk eens wat een minachting hij voor u toont!”
    Manitou merkte dat de winden in zijn nadeel begonnen te waaien en draaide zich in een vlaag van woede om naar een bewaker. Hij greep een dolk en wierp zich op Aristoteles, vastbesloten het duel voor eens en altijd te beëindigen. Hij schreeuwde met vele stemmen: “Wij zullen wel eens zien waar uw verstand zit!”

    Door gebruik te maken van het geweld en het gewicht van zijn tegenstander draaide Aristoteles zich om en greep de arm van zijn tegenstander beet en liet zo de dolk uit diens hand vliegen. Vervolgens deelde hij een fatale klap uit. De Manitou viel met een zware klap, in een uitbarsting van stof, op de grond en de menigte juichte Aristoteles toe. Deze richtte zich tot de menigte en sprak met een stem vol van vertrouwen: “Zie hier dat ik uw leider versloeg terwijl hij pogingen ondernam met zijn dwaze lusten mij te verslaan!” Vervolgens wendde hij zich tot Manitou die voor hem lag: “U bent een speeltje van uw luiheid en uw kleine hersenen zijn een weerspiegeling van de ziekte die Aornos in zijn macht heeft! Aornos zal voor eeuwig de gevolgen dragen van uw incompetentie!”
    Tot slot spreidde hij zijn armen en richtte zich tot de feestende menigte: “Aornos, wordt wakker en laat geen van deze beruchte schurken meer met u spelen!”

    De gevallen leider krabbelde met moeite overeind en keek naar Aristoteles. Vervolgens gaf hij het bevel hem te doden. De bewakers stonden op het punt Aristoteles te vermoorden toen de menigte in opstand rond het schouwspel in opstand kwam en zich op de bewakers stortte. De bewakers werden op de grond gesmeten en hun armen werden afgehakt. Snel wurmde ik mij door de menigte heen en greep Aristoteles beet. De tijd was gekomen dat wij moesten vertrekken.

    Zo eindigde de belegering van Aornos met een overwinning van Aristoteles op een tiran die zijn volk zonder samenhang en met woede had uitgebuit. De Manitou werd, samen met zijn bewakers die nog steeds trouw aan hem waren, uitgemoord door de woedende menigte. Aristoteles werd door de menigte naar de poorten van de stad gedragen als een held en overwinnaar van het kwaad. Alexander werd sprakeloos bij het zien van dit schouwspel en moest opnieuw erkennen dat het talent en het geloof van zijn vriend van onschatbare waarde waren. De Macedonische koning gaf zijn resterende troepen het bevel om Aornos binnen te trekken. Aristoteles verzekerde het volk dat, wanneer zij zich lieten bekeren en weer de weg van Jah zouden gaan volgen, het goede zou triomferen over het kwaad.


_________________
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 7:05 am    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:

    De belegering van Aornos - Hfst. VI -

    Op de avond van de overwinning gingen wij, Alexander, begeleidt door Aristoteles, en ikzelf de stad binnen om zelf de opwinding te aanschouwen die er heerste in Aornos. De woorden van de profeet waren zo sterk gebleken dat alle mensen naar deze man kwamen om hun nieuwe gids te aanschouwen. Achteraf, ik herinner het me nog goed, was het gevoel van vrijheid en vreugde dat er in Aornos heerste zo overweldigend en zo groots omdat alle burgers hadden geleden onder een corrupte aanwezigheid die hen altijd had achtervolgt als ware het een maffia. Alle burgers hadden zich verzameld aan de voet van de tempel, waar Aristoteles en Alexander en zijn generaals een hoofdkwartier hadden opgezet. Een vertegenwoordiger werd naar hen gezonden om te onderhandelen over het lot van de stad.

    De man die naar ons werd gestuurd heette Jeremiah. De man was gekleed in eenvoudige kleren, maar was gekozen omdat hij altijd al had begrepen dat Aornos in onbruik was geraakt. Jeremiah was een filosoof en ademde deugd. Hij naderde nederig en eerbiedig en groette Aristoteles met de volgende woorden: “Aristoteles, uw overwinning heeft onze ogen geopend. De stad is nu gezuiverd van de besmettingen die de grote Manitou over onze stad had uitgezaaid. Wij vertrouwen op uw wijsheid om ons naar de toekomst te leiden.”
    Aristoteles bleef voor een lange tijd zwijgen en Alexander liet hem begaan. Het was duidelijk dat de filosoof het belang zag van zijn overwinning. Toen hij dan ook begon te spreken was het met alle pracht die hij altijd al had bezat: “Aornos was de zetel van alle ondeugden en zonden. De stad werd geregeerd door corruptie en luiheid. Deze zijn nu verdreven. Voorheen had ik een droom van een ideale stad, waarvan ik dacht dat ik hem had gevonden bij aankomst in Aornos. U kunt daarom ook mijn angst begrijpen toen ik hier rondliep en zag wat er van deze stad geworden was. Samen moeten wij nu een nieuw leven beginnen en een nieuwe stad opbouwen. Hiervoor zal ik de leefregels schrijven die ervoor zorgen dat Aornos de stad wordt uit mijn dromen.”

    In de daarop volgende dagen sloot Aristoteles zich op in een kamer met enkel wat eten en water en wenste niet gestoord te worden. Ik maakte hier in de tussentijd gebruik van om door de smalle straatjes van Aornos te wandelen en te luisteren wat er gezegd werd. De mensen hadden elkaar opnieuw gevonden in de vriendschap. De klassen waren afgeschaft en allen hadden een gemeenschappelijk doel: Samen leven in perfecte harmonie. Ik hoopte, ook gezien de recente gebeurtenissen, dat alles zo zou kunnen blijven. Jeremiah had immers aan de mensen vertelt wat Aristoteles tegen hem had vertelt en had hen gezegd dat zij moesten wachten op de voorschriften die de profeet had beloofd. Alexander, genietend van de onverwachtse overwinning en de rust die dit met zich meebracht, had ondertussen toegezegd zijn troepen te zullen inzetten om de orde in de stad te handhaven. In deze paar woorden kan ik u vandaag vertellen hoe deze momenten een keerpunt bleken in de geschiedenis van Aornos.

    Precies zeven dagen na de overwinning van Aristoteles werd door Alexander aan Jeremiah gevraagd om naar Aristoteles te gaan om aldaar de vruchten van de arbeid te aanschouwen. Met een rustige stem en zekerheid in zijn ogen sprak Aristoteles: “Aornos zal weer perfect zijn en een ideale stad vormen waar allen zullen leven in harmonie. Deze harmonie zal zo sterk zijn dat niemand haar kan breken en ieder zal worden toegejuicht als een broeder. De stad zal worden georganiseerd op het beginsel van de drie concentrische cirkels, of drie klassen van burgers.” Vervolgens legde Aristoteles elke stap van het organiseren uit en legde hij uit hoe het nieuwe Aornos zou herrijzen. Hij legde uit dat de stad dezelfde naam moest behouden om aldus te bewijzen dat het hart van de mens kan veranderen en uit de schaduw kan stappen en weer in het licht kan lopen. Wij dronken de woorden vol wijsheid en we realiseerden ons dat dit alternatief voor Aornos kon werken, maar enkel wanneer de voorschriften zouden gaan gelden.

    We verbleven zes maanden in Aornos om Jeremiah te helpen met het uitvoeren van wat Aristoteles geschreven had. We zetten ons onvermoeibaar in om van deze stad de stad te maken waar de profeet van had gedroomd. Nu, terwijl ik mijn gedachten aan dit papier toevertrouw, begrijp ik des te meer dat dit werk zo immens was, want naarmate Aornos vlam steeds sterker ging branden, zo leek ook de vlam in Aristoteles sterker te worden. Alexander had zijn goedkeuring gegeven aan alles en had elk punt van Aristoteles aanvaard. Dit leek hem een dankbetuiging aan zijn waarde vriend, omdat deze het als zijn roeping zag het defect van deze stad te herstellen en vastbesloten was de stad weer te laten terugkeren naar een stad vol deugden.

    Tijdens de daaropvolgende zes maanden heeft Aristoteles, Jeremiah en andere inwoners van de stad de fijne kneepjes van het geloof onderwezen en gaf hij ze een glimp van de schoonheid van de liefde van Jah, dat stevig verankerd was in hun hart door middel van enthousiasme en vriendschap. Deze mensen vormden de klasse van goud, de filosofen koningen, en allen beoefenden hun taak met grote nederigheid. Elk van hen werd priester en samen leidden zij Aornos naar het licht.

    De anderen, met de hulp van Aristoteles, vormde de andere twee cirkels: die van het zilver, bestaande uit de burgersoldaten; en die van het brons, die van de producenten. Zo kon Aornos eindelijk een tijdperk van pracht en praal ervaren, vermengd met het geloof en de vriendschap, zodat allen hun natuurlijke plaats vonden. Nadat dit grote werk eindelijk was voltooid aanschouwden wij het onthutsende en schitterende werk en besloten wij onze lange reis te hervatten. Aristoteles, die had gedroomd over deze grote stad, legde uit dat de inwoners in de toekomst met de stad moesten omgaan zoals Alexander met zijn legers omging. Met respect en eerbied. Na deze woorden lieten wij Aornos achter in de handen van Jeremiah en de filosofen koningen. Nooit zijn wij meer teruggekeerd. Ons pad leidde ons terug naar de poorten van Athene waar we zo lang geleden van waren vertrokken. Bij terugkomst waren onze zielen waren vol met rijke en blijvende herinneringen.

_________________
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Kalixtus
Cardinal
Cardinal


Inscrit le: 24 Fév 2013
Messages: 12878
Localisation: Roma, Palazzo Doria-Pamphilj

MessagePosté le: Sam Juin 17, 2023 7:07 am    Sujet du message: Répondre en citant

Citation:

    De laatste dagen van de Profeet

    Ik, Posidonia, kleindochter van de profeet van God, Aristoteles, dochter van Nicomakes, wil u graag vertellen over de laatste dagen van het leven van mijn grootvader.

    Na de dood van Alexander van Macedonië, werd Aristoteles gedwongen om ijlings uit Athene te vluchten.

    Ja, Alexander had hem altijd beschermd en, nadat deze overleed, twijfelden Aristoteles’ tegenstanders niet om hem te behandelen als een gevaarlijke gek omwille van de leer die hij onderwees over het bestaan van één enkele God.

    De hoogwaardigheidsbekleders van de officiële godsdienst verdroegen dit niet langer, en zodra het nieuws bekend werd van Alexanders dood, lieten ze al hun teugels los en begonnen ze de bevolking tegen mijn grootvader op te hitsen.

    Zijn huis werd verbrand, en mijn vader, Nicomakes, werd blind.
    Daarop besloot Aristoteles Athene te verlaten, en zette hij koest naar Chalcis.

    Toen hij uiteindelijk daar gevestigd was, werd ik geboren. Maar de gebeurtenissen hadden mijn grootvader sterk ontmoedigd, en al snel verloor hij zijn energie.

    In die tijd kwam ons ter oren dat Seleukos, de kameraad van Alexander die altijd het meest open stond voor de leer van mijn grootvader, een zoon had gekregen. Zijn vrouw Apama had hem gebaard, en ze noemden hem Antiochos, naar Seleukos’ vader.

    Mijn grootvaders ogen kreeg fonkelingen in de ogen, en als verlicht door God zei hij me dat hij erop stond het kindje te zien.
    Dus ik liet een bode naar Seleukos sturen om hem te overtuigen met zijn zoon een bezoek te komen brengen aan Aristoteles. Seleukos aanvaardde dit met plezier en een maand later kwam hij langs, samen met zijn vrouw en kind.

    Van toen af spraken Aristoteles en mijn vader vaak met elkaar in verband met het voorbereiden van Aristoteles aan een nieuwe roeping: de onderrichter worden van de jonge Antiochos.
    Maar zijn gezondheid verslechterde weer aanzienlijk en mijn grootvader was bedlerig geworden, tot de dag dat ik zijn kamer binnenkwam en hem mocht melden dat Seleukos was teruggekeerd. Op dat moment straalde zijn gezicht en hij kwam plots weer op krachten.

    Hij vroeg me om hem te helpen om hem aan te kleden, waarna hij Seleukos begroette, die uiteraard erg verheugd was zijn oude meester, uit de tijd dat hij en Alexander zijn leerlingen waren, terug te zien.
    Aristoteles omarmde hem en zei:

    “Seleukos, ik ben zo gelukkig u weer te zien, en ik heb zoveel om u te vertellen, maar toon me eerst uw zoon.”

    Seleukos keerde zich naar Apama, die met Antiochos naar mijn grootvader ging.
    Aristoteles bekeek hem intensief en zei:

    “Jonge Antiochos, jouw toekomst zal geïnspireerd worden door God. Door jou zullen duizenden mensen van verschillende volkeren zich bekeren tot het woord van de Ware God! En onder al deze mensen zal er zich één iemand bevinden die mijn werk zal voortzetten, en zal afmaken wat ik ben begonnen.”

    Daarna keerde hij zich naar Seleukos en zei:

    “Voedt uw zoon op in het Geloof in God, leer hem wat ik jou leerde, en bereidt hem voor op de Taak die God voor hem heeft voortbestemd. Om je te helpen, geef ik je mijn zoon, Nikomakes, die de onderrichter zal worden van je zoon.”

    Seleukos zweeg voor de profetie die de grote Aristoteles net onthulde, dat zijn zoon door God uitverkoren was voor zulk een grote Taak.
    Aristoteles gaf hem daarop een verzegelde brief, met erop de woorden: ‘Voor Antiochos’, en hij zei erbij dat het kind de brief mocht krijgen wanneer hij 15 jaar zou zijn.

    Seleukos bedankte hem, en gaf hem een warme omhelzing.
    Daarop zei mijn grootvader Vaarwel aan zijn zoon, die hij gedurende een maand had voorbereid op dit afscheid en dit afscheiding welke voorgoed zou zijn. Hij keek hen na terwijl ze vertrokken, en toen, bepakt door een grote moeheid, zuchtte hij diep.

    Wat later op die avond verliet de slaaf Perfidias het huis nadat hij vanuit Athene met een amfoor wijn kwam die geurde naar Gevlekte Scheerling, met de voldoening van een goed werk gedaan te hebben en een taak te hebben volbracht.

    Na zeven dagen bewusteloosheid, ontwaakte Aristoteles nog een laatste keer terwijl ik in tranen naast zijn bed zat. Hij opende zijn mond en in een zucht vertelde hij me het volgende:

    “Mijn pad op de Aarde is voorbij. Er is nog zoveel te doen, maar hetgeen waar God mij voor heeft voortbestemd is afgehandeld. Antiochos zal het zaadje doen ontspruiten dat met Christos zal ontstaan...”

    Hij zei deze laatste naam op een amper verstaanbare toon, en zijn geest had hem verlaten.. Ik kende geen Christus en wist dus niet over wie hij praatte...

    Nu ben ik oud, en binnenkort zal ik mijn grootvader vergezellen. Zoals Aristoteles zei zag ik Antiochos, opgeleid door mijn vader, Koning worden van een groot rijk, en het geloof van mijn grootvader omvormen tot staatsgodsdienst. Ik zag duizenden mensen van verschillende volkeren zich bekeren. Ik zag de woorden van God zich verspreiden over onze hele wereld.

    Maar ik heb nooit een Christos gekend..


_________________
Revenir en haut de page
Voir le profil de l'utilisateur Envoyer un message privé
Montrer les messages depuis:   
Poster un nouveau sujet   Répondre au sujet    L'Eglise Aristotelicienne Romaine The Roman and Aristotelic Church Index du Forum -> La Bibliothèque Romaine - The Roman Library - Die Römische Bibliothek - La Biblioteca Romana -> Le Dogme - The Dogma Toutes les heures sont au format GMT + 2 Heures
Page 1 sur 1

 
Sauter vers:  
Vous ne pouvez pas poster de nouveaux sujets dans ce forum
Vous ne pouvez pas répondre aux sujets dans ce forum
Vous ne pouvez pas éditer vos messages dans ce forum
Vous ne pouvez pas supprimer vos messages dans ce forum
Vous ne pouvez pas voter dans les sondages de ce forum


Powered by phpBB © 2001, 2005 phpBB Group
Traduction par : phpBB-fr.com